e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lozen

Overzicht

Gevonden: 668
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slee ijsstoel: tussen het streepje end e t staat tussen haakjes nog een s  is-tōl (Lozen), slee: ən sle͂ (Lozen) Een slede (waarmee de kinderen op het ijs varen). [ZND B1 (1940sq)] III-3-2
slepen slepen: sleͅpə (Lozen) slepen [ZND A2 (1940sq)] III-1-2
slepende muur slepen: slēpǝ (Lozen) Muur die naar binnen terugwijkt. Wanneer zo'n muur in Q 19 met behulp van het schietlood werd gecontroleerd, zei men: 'het lood sleept' ('ǝt lwǫat šlęp'). [N 31, 11b; monogr.] II-9
sleutel sleutel: slyətəl (Lozen) sleutel [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
slim slim: sløm (Lozen, ... ) slim [ZND A1 (1940sq)] || vinnig (vlug van begrip) [ZND B1 (1940sq)] III-1-4
smeren smeren: smīərə (Lozen) smeren [ZND A1 (1940sq)] III-2-3
sneeuwen sneeuwen: sniə (Lozen), snījə (Lozen), snīwə (Lozen) sneeuwen [ZND B2 (1940sq)] III-4-4
snoepen lekker eten: leͅkər e͂ͅtə (Lozen) snoepen [ZND B1 (1940sq)] III-2-3
spade, spitschop schup: šø̜p (Lozen) Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.] I-1
speeksel kots: koͅts (Lozen), tuf: tøf (Lozen, ... ), tufsel: tøfsəl (Lozen) speeksel [ZND B1 (1940sq)] III-1-1