31572 |
karwip |
wip:
wep (P051p Lummen)
|
Werktuig dat door smeden wordt gebruikt om karren op te lichten, bijvoorbeeld wanneer er onderdelen van een wiel zoals een naafbus of wielband vervangen moeten worden. Het bestaat uit een getande stang die door middel van een hefboom omhoog en omlaag kan worden bewogen. Mogelijk kunnen met de termen in dit lemma ook andere soorten heftoestellen worden bedoeld. Zie ook afb. 208. [N 17, 81; N 33, 283; monogr.]
II-11
|
19826 |
kat |
kat:
kat (P051p Lummen)
|
kat [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
23213 |
katholiek |
katholiek (<fr.):
katəlik (P051p Lummen)
|
Een katholiek: bestaat er een scheldnaam (vooral in verkiezingstijd gebezigd)? [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
28768 |
katoen |
katoen:
kǝtǫwn (P051p Lummen)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
24179 |
kauw |
kauw:
kaai (P051p Lummen),
torenskraai:
torskrɛ̄ (P051p Lummen)
|
kauw || kerkkauw [ZND 27 (1938)]
III-4-1
|
23273 |
kazuifel |
kazuifel:
kaseuifel (P051p Lummen)
|
Een kazuifel (misgewaad; de uitspraak juist weergeven). [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
33781 |
keel |
keel:
kīǝl (P051p Lummen),
strot:
strō.t (P051p Lummen)
|
Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29]
I-9
|
17628 |
keel, strot |
strot:
stro:t (P051p Lummen)
|
strot [RND]
III-1-1
|
18070 |
keelpijn |
pijn in zijn keel:
pain en zən kiil (P051p Lummen)
|
keelpijn [RND]
III-1-2
|
26167 |
keerklossen |
klossen:
klǫsǝ (P051p Lummen)
|
Klampen die op de roeden tegen de askop worden vastgespijkerd om te voorkomen dat de roeden door de asgaten zakken. Volgens een invuller uit l 289 gebeurt dit alleen bij houten roeden. [N O, 3f; A 42A, 78; N O, 3d]
II-3
|