e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kieuwen kieuwen: ook in ZND 27, 084  kiēͅwə (Lummen) kieuwen ve vis [ZND 01 (1922)] III-4-2
kikker kikvors: ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  keͅkvoͅrs (Lummen), kwakvors: kwakfoͅrs (Lummen), ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  kwakvors (Lummen), vors: ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  vors (Lummen) kikvors [ZND 01 (1922)] || kikvors, puit [RND] III-4-2
kikkerdril paddengedrek: padəgədrek (Lummen) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkerdril (2, bewerkt) (-)drek, gedrek: padəgədrek (Lummen) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkerlijnen bindgetouwen: bindgetouwen (Lummen), bindkoorden: bindkoorden (Lummen), voegen: vūgǝ (Lummen) De touwtjes waarmee de zeilen aan de kikkers op de roeden bevestigd worden. [N O, 5e; A 42A, 70] II-3
kikkers bekjes: bɛkskǝs (Lummen), haken: hōǝkǝ (Lummen) De ijzeren of houten bekjes aan de voorzijde van de roede waaraan het zeil wordt vastgemaakt. In l 381 waren de kikkers van hout omdat de molen houten roeden had. [N O, 5d; A 42A, 69; N O, 5e] II-3
kind (algemene benaming) kind: kend (Lummen), kint (Lummen) kind (een - dopen) [ZND 23 (1937)] || kind; mijn lief kind, blijf hier beneden staan, de kwade ganzen bijten u dood [ZND 04 (1924)] III-2-2
kinderschort met mouwen stofjas: stòfjas (Lummen) kinderschort met mouwen [smul] [N 24 (1964)] III-1-3
kinketting kinsketting: ke.nskętǝŋ (Lummen) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kippen hennen: henǝ (Lummen), hinǝ (Lummen), hęnǝ (Lummen) De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.] I-12