20695 |
balkenbrij |
pensding:
pɛ.nzde.ŋk (P051p Lummen)
|
balkenbrij [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
26258 |
ballast |
gewicht:
gǝwixt (P051p Lummen)
|
Het extra gewicht dat aan het vrij hangende eind van de vangbalk wordt bevestigd om de trekkracht van de vang op te voeren. In l 289 kende men daarvoor een kist waarin men de ballast kon plaatsen. [N O, 12u]
II-3
|
22707 |
balletje bij het bikkelen |
balletje:
baləkə (P051p Lummen)
|
Het balletje of de knikker. [N R (1968)]
III-3-2
|
34084 |
banden |
pezen:
pēzǝ (P051p Lummen)
|
Een duidelijk zichtbare spierbundel even boven het begin van de staart aan weerskanten van het staartbeen, die zich ontspant wanneer de koe moet kalven. [N 3A, 111a]
I-11
|
18322 |
bandschort met borststuk |
scholk:
scholk (P051p Lummen)
|
schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21633 |
bankbiljet |
briefje:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə brøfkə (P051p Lummen)
|
bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18613 |
baret |
baret (<fr.):
bəre(ə)t (P051p Lummen)
|
baret [flat, floets] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18173 |
barrevoets |
barrevoets:
berrəvyts (P051p Lummen),
bɛrəvouts (P051p Lummen),
op blote voeten:
up blu.tə vøyt (P051p Lummen)
|
barrevoets [ZND 19 (1936)] || blootvoets [RND]
III-1-3
|
21781 |
bascule |
bascule:
baskøl (P051p Lummen)
|
Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)]
III-3-1
|
34501 |
bebroed bevrucht ei |
broedei:
brøi̯ē̜r (P051p Lummen)
|
[N 19, 54c]
I-12
|