e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kramer barakkenman: rondreizend  brakkeman (Lummen) Kramer. [ZND 36 (1941)] III-3-1
krant gazet (<fr.): gezät (Lummen) krant [ZND 17 (1935)] III-3-1
kriel kriel: krel (Lummen), kril (Lummen) Het op twee na fijnste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kriel grover dan boulté en fijner dan kortmeel. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ en ɛbuilmolenɛ. Een aantal molenaars (Q 95, Q 176, Q 188, Q 241) maakt geen onderscheid tussen de verschilende soorten die tussen ɛbloemɛ en ɛzemelenɛ worden aangetroffen. Zij die wel verschillende benamingen gebruiken, noemen kriel en biest datgene wat het dichtste bij meel staat.' [JG 1b; Vds 248; Jan 243; Coe 220; Grof 247; N O, 38e] II-3
krijgertje spelen kat jagen: katjagen (Lummen) Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)] III-3-2
krijt krijt: krø͂ͅt (Lummen) krijt [ZND m] III-3-1
kroonrad, kroonwiel kroonrad: krunrǭǝt (Lummen) Groot horizontaal rad dat in watermolens met meer dan één maalgang op de koning is bevestigd. Het kroonrad doet twee tot vier rondsels draaien die dan elk een steenkoppel kunnen aandrijven. [Vds 80; Jan 105; Coe 91; Grof 101] II-3
kroonstijl stijp: step (Lummen) De verbindingsbalk in het midden van de bovenkant van elk der zijwegen, tussen daklijst en steenlijst. Zie ook afb. 14 en 16. [N O, 43i] II-3
kropgat knopsgat: knǫps˲gǭt (Lummen), krop: krǫp (Lummen), kropgat: kropgat (Lummen), kropkot: krǫpkuǝt (Lummen) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kruias, kruirad herkruiwiel: hɛrkrø̄jwīǝl (Lummen) Het wiel of de as onderaan de staart aan de buitenzijde van de molen, waarmee de molen of de molenkap met behulp van kettingen of touwen naar de wind gedraaid wordt. Zie ook afb. 21 en 23. Een aantal woordtypen is een pars pro toto. [N O, 30a; A 42A, 58; monogr.] II-3
kruien herkruien: hɛrkrøjǝ (Lummen), op de wind zetten: op de wind zetten (Lummen) De molen of molenkap draaien met als doel de wiekenas in de windrichting te plaatsen. [N O, 30i; N O, 30k; A 42A, 56; monogr.] II-3