33778 |
melkgebit |
veulenstanden:
vø̄.lǝstān (P051p Lummen)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kalvǝrtan (P051p Lummen),
melktanden:
mølǝktān (P051p Lummen)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
19514 |
melkkannetje |
melkpotje:
mələkpoͅtəkə (P051p Lummen)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34568 |
melkkar |
melkkar:
mølǝkkē̜r (P051p Lummen)
|
Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.]
I-13
|
34129 |
melkkoe |
melkkoe:
mølkōi̯ (P051p Lummen),
mølǝkoi̯ (P051p Lummen)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34096 |
melkkuil |
kotzuiger:
kǫtzǭkǝr (P051p Lummen)
|
Opening waardoor melkaders uit het lichaam van de koe komen. [N 3A, 118b]
I-11
|
34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
mølkspigǝl (P051p Lummen),
mɛlkspigǝl (P051p Lummen)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
19137 |
menen |
menen:
mēnə (P051p Lummen)
|
Menen. [ZND m]
III-3-1
|
33072 |
menneke, binnenste deel van het hok |
staander:
stuǝndǝr (P051p Lummen)
|
Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.]
I-4
|