e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
melkgebit veulenstanden: vø̄.lǝstān (Lummen) Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a] I-9
melkgebit van kalveren kalvertanden: kalvǝrtan (Lummen), melktanden: mølǝktān (Lummen) [N 3A, 108a] I-11
melkgift van de zeug zok: ˲sok (Lummen) [N 19, 20] I-12
melkkannetje melkpotje: mələkpoͅtəkə (Lummen) melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)] III-2-1
melkkar melkkar: mølǝkkē̜r (Lummen) Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.] I-13
melkkoe melkkoe: mølkōi̯ (Lummen), mølǝkoi̯ (Lummen) Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148] I-11
melkkuil kotzuiger: kǫtzǭkǝr (Lummen) Opening waardoor melkaders uit het lichaam van de koe komen. [N 3A, 118b] I-11
melkspiegel melkspiegel: mølkspigǝl (Lummen), mɛlkspigǝl (Lummen) Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d] I-11
menen menen: mēnə (Lummen) Menen. [ZND m] III-3-1
menneke, binnenste deel van het hok staander: stuǝndǝr (Lummen) Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.] I-4