e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pannenlap pannenlap: panəlap (Lummen) lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)] III-2-1
pannenstrijker strijktruweeltje: strøktǝrwilkǝ (Lummen) Smalle, lange troffel die wordt gebuikt om specie tussen de pannen te strijken. Zie ook afb. 77. [N 30, 8d; monogr.] II-9
pannentang pitstang: pets`taŋ (Lummen) Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.] II-9
papier papier: papīr (Lummen) papier [ZND m] III-3-1
paraplu paraplu: paraplu (Lummen) paraplu [N 23 (1964)] III-1-3
paren van de duiven paren: pōͅ.rə (Lummen) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
partij partij/parti: partaj (Lummen) Zestig zakken van veertig kilo bij elkaar. [N O, 38p] II-3
pas uit het ei gekomen kipje kiekje: kekskǝ (Lummen) [N 19, 40b] I-12
pasgeboren kalf plat kalf: plat [kalf] (Lummen) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
pashamer hamel: hāmǝl (Lummen), vonderhamel: vǫnǝrhāmǝl (Lummen) De houten of ijzeren hamer waarmee de paswiggen worden vastgezet. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in a) de hamers die specifiek voor het vastzetten van de paswiggen worden gebruikt, en b) hamers die ook bij andere ambachten gangbaar zijn. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛpaswiggenɛ.' [N O, 23m; A 42A, 29; Vds 235] II-3