e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rat rat: rat (Lummen) rat [ZND m] III-4-2
rechte stand gekruist: gǝkrø̜̄st (Lummen  [(controle in de oorlog: kǫntrǫl en ǝn ōrlǫx)]  ), kruisstand: kruisstand (Lummen  [(er wordt op klanten gewacht)]  ) De stand van de roeden als een recht kruis. Zie ook afb. 2. In l 164, l 211 en l 316 was de molen in zoɛn geval na gedane arbeid in rust. Bovendien kon men er in l 316 aan zien dat de molenaar thuis was: dǝ mø̜ldǝr is tus. In het lemma is tussen ronde haken achter de plaatscode opgenomen, welke betekenis de ɛrechte standɛ in de betreffende plaats had.' [N O, 8b] II-3
rechterachterkwartier achterste deem rechts: axtǝrstǝ dēm ręxs (Lummen) Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d] I-11
rechtervoorkwartier voorste deem rechts: vørstǝ dēm ręxs (Lummen) Het kwartier van de uier rechts voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116c] I-11
reeks, rij rij: rai (Lummen) rij [ZND 19A (1936)] III-4-4
regelrad radje: rēǝtšǝ (Lummen) Rad waarmee men de afstand tussen de beide molenstenen kan regelen. De pan in het pasblok is daartoe op een ijzeren lat bevestigd, die met behulp van het rad op en neer geschroefd kan worden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛlicht, steenlichtɛ.' [Vds 114; Jan 148; Coe 128; Grof 152] II-3
regels muurlatten: møjǝrlatǝ (Lummen) De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld] II-9
regen (alg.) regen: r`ēgə (Lummen), regel  rēgəl (Lummen), régəl (Lummen) regen [ZND 23 (1937)] || regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] III-4-4
regenboog regenboog: regelboog  rēegəlbōx (Lummen), régəlbōg (Lummen) regenboog [weerteken] [N 22 (1963)] III-4-4
regenbuitje bijs: buiske  bøͅys (Lummen), mals bijsje: mals buiske  màls bøͅysk (Lummen) licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)] III-4-4