e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rode aalbes sint-jansberen: sintjansbere (Lummen), verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  sint-jansbēre (Lummen) rode aalbes [ZND 01 (1922)] I-7
rode biet rode biet: rōi̯ bit (Lummen) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode bosmier brag: brach (Lummen), brax (Lummen) bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)] III-4-2
rode koe rode: rōi̯ (Lummen), rǫi̯ (Lummen) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124] I-11
rode koe met geheel witte kop witkop: wetkǫp (Lummen) [N 3A, 125a] I-11
rode koe met witte kop en rode vlekken om de ogen witkop: wetkǫp (Lummen) [N 3A, 125b] I-11
rode kool rode kool: roi kyl (Lummen), rojə kyəl (Lummen), rōͅjə ky(3)̄l (Lummen) Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
roede asbalk: asbalk (Lummen), borstboom: bǫrst˱bum (Lummen), bǫs˱bum (Lummen) Elk van de twee zware houten of ijzeren balken die kruislings door de askop gaan. De roeden vormen het lichaam van de vier molenwieken, waarop de hekwerken zijn bevestigd. Zij zitten vastgespied in de kop van de molenas. Een houten roede bestaat uit drie delen: het middenstuk, dat door de askop steekt (de borst) en daarop bevestigd de twee eigenlijke roeden of einden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1a; N O, 6b; Sche 30; monogr.; Vld] II-3
roedeband vast klampijzer: vast klampę̄zǝr (Lummen), wiekenbaan: wikǝbōǝn (Lummen) De ijzeren band die als versteviging om de roede is bevestigd. [N O, 2m] II-3
roedebeugel klem: klem (Lummen), nijpijzer: nɛ̄pɛ̄zǝr (Lummen) IJzeren band om de roedebalk om te beletten dat de roewiggen of de kopspieën losgaan. [N O, 3b] II-3