e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
soepketel, waterketel marmiet: marmɛt (Lummen) berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
soepterrine soepterrine: soͅptrenə (Lummen) soepterrine [N 20 (zj)] III-2-1
sok sok: zok (Lummen) sok, korte herenkous [zok, vlink, vlik, ene zök] [N 24 (1964)] III-1-3
soldaat soldaat: suldo:t (Lummen) soldaat [RND] III-3-1
soldaten soldaten: suldo:tə (Lummen) soldaten [RND] III-3-1
soortige koe dikgebouwde koe: dek gǝbōdǝ kōi̯ (Lummen), gedraaide: gǝdrędǝ (Lummen) Koe die harmonisch van bouw is. [N 3A, 140] I-11
sorteren met de hand onderrapen: ǫnǝrā.pǝ (Lummen) Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.] I-5
spaak platte speek: platǝ spek (Lummen), ronde speek: ron spik (Lummen), speek: spek (Lummen), speken: spikǝn (Lummen) Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.] I-13
spade, spitschop graafschup: grāf[schup] (Lummen), schup: sxøp (Lummen) Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.] I-1
spaken armen: ɛrǝm (Lummen) De staven die de verbinding vormen tussen de naaf en de velg van molenraderen. Zie ook afb. 73. [Vds 63; Jan 67; Coe 61; Grof 85; N D, 33] II-3