19513 |
soepketel, waterketel |
marmiet:
marmɛt (P051p Lummen)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19521 |
soepterrine |
soepterrine:
soͅptrenə (P051p Lummen)
|
soepterrine [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18196 |
sok |
sok:
zok (P051p Lummen)
|
sok, korte herenkous [zok, vlink, vlik, ene zök] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
suldo:t (P051p Lummen)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
suldo:tə (P051p Lummen)
|
soldaten [RND]
III-3-1
|
34118 |
soortige koe |
dikgebouwde koe:
dek gǝbōdǝ kōi̯ (P051p Lummen),
gedraaide:
gǝdrędǝ (P051p Lummen)
|
Koe die harmonisch van bouw is. [N 3A, 140]
I-11
|
33222 |
sorteren met de hand |
onderrapen:
ǫnǝrā.pǝ (P051p Lummen)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
34576 |
spaak |
platte speek:
platǝ spek (P051p Lummen),
ronde speek:
ron spik (P051p Lummen),
speek:
spek (P051p Lummen),
speken:
spikǝn (P051p Lummen)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
32750 |
spade, spitschop |
graafschup:
grāf[schup] (P051p Lummen),
schup:
sxøp (P051p Lummen)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
26402 |
spaken |
armen:
ɛrǝm (P051p Lummen)
|
De staven die de verbinding vormen tussen de naaf en de velg van molenraderen. Zie ook afb. 73. [Vds 63; Jan 67; Coe 61; Grof 85; N D, 33]
II-3
|