e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spruitpot spuitketel: spøtkētǝl (Lummen), spuitpot: spøtpǫt (Lummen) Pot waarin men koren kookt, zodat het gaat zwellen. Vervolgens voert men dit aan beesten met name aan het paard. [N 18, 129] I-11
staakijzer van de watermolen staakijzer: staakijzer (Lummen  [(id)]  ), stākędǝr (Lummen), stākęǝzǝr (Lummen) Bij watermolens een loodrecht staande, zware spil die aan de bovenzijde met een nok in het gat van de rijn van de loper past en aan de onderzijde in een op een beweegbare balk staande ijzeren pot draait. Op het staakijzer is een rondsel gemonteerd. Het geheel bevindt zich bij watermolens meestal onder de molenstenen. Achter het plaatscodenummer is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer in de betreffende plaats is vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de windmolenɛ.' [Vds 82; Jan 104; Coe 90; Grof 103; A 42A, 14; A 42A, 22; N D, 14] II-3
staakijzer van de windmolen staakijzer: stākę̄zǝr (Lummen) De rechtstaande spil in de windmolen waaraan aan de bovenzijde het rondsel of de bonkelaar is bevestigd en aan de onderzijde de klauw die in de rijn van de loper past. Zie ook afb. 64.29 en 59. Achter de plaatscode is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer was vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de watermolenɛ.' [N O, 14i; N O, 14o; A 42A, 14; A 42A, 15; Sche 43; A 42A, 22] II-3
staander staander: stø̜ndǝr (Lummen) Plat stuk hout tegen de woutermannetjes aan dat verhindert dat deze gaan schuiven. [N O, 3e] II-3
staart staart: stert (Lummen), steͅrt (Lummen), stɛrt (Lummen, ... ), staatje: stetteke (Lummen) staart [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)] || Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-12, I-9, III-4-2
staart van de standerdmolen staart: stɛt (Lummen), staartbalk: stɛrt˱balk (Lummen) De lange naar voren stekende balk aan de voorweeg van de standerdmolen, die schuin naar beneden loopt en waaraan trap en kruias bevestigd zijn; soms zijn er twee balken: de onderstaart en de bovenstaart. Zie ook afb. 21 en 85. [N O, 48a; Sche 19; monogr.; N O, 48b; N O, 48c; A 42A, 97 add.] II-3
staartbalk staartbalk: stɛt˱balǝk (Lummen) De horizontale balk onderaan in de staartzijde, waarop de staart van de standerdmolen rust. [N O, 45i] II-3
staarten alpstaarten: alǝpstɛt (Lummen) In de velg van het molenrad ingepende houten blokjes waartegen de schoepen zijn bevestigd. [Vds 70; Coe 64; Jan 73] II-3
staartkoord koord: kor (Lummen), staartenlijn: stętǝlin (Lummen) Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g] I-11
staartkwast kwispel: kwespǝl (Lummen) Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114] I-11