32913 |
steunhoutjes tussen steel en balk |
vergaffeling:
vǝrgafǝleŋ (P051p Lummen)
|
Het schuine verbindingstuk tussen de steel en de dwarsbalk van de hooihark, dat ter versteviging van de hark in zijn geheel dient. Vaak ziet men twee van dergelijke steunhoutjes; vandaar de meervoudsvormen in de opgaven. Voor de verscheidenheid aan benamingen, zie ook de opmerking bij de het lemma ''dwarsbalk van de hooihark''. Zie voor de vork- en gaffel-benamingen de toelichting bij het lemma ''steel van de hooihark''. Zie ook afbeelding 11, c. [N 18, 92c]
I-3
|
34050 |
stier |
var:
vē̜r (P051p Lummen),
vɛ̄r (P051p Lummen)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
33979 |
stijgbeugels |
stijgbeugels:
stibø̄.gǝls (P051p Lummen)
|
Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b]
I-10
|
30180 |
stijlvoetplaat |
plaai:
plǭj (P051p Lummen)
|
De onderste regel van het raamwerk waarop de muurstijlen worden geplaatst. In Q 20 rustte de muurplaat op een gemetselde fundering die 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') werd genoemd. [N 4A, 52d; monogr.; Vld]
II-9
|
30015 |
stijve mortel |
droge mengeling:
drȳgǝ meŋǝleŋ (P051p Lummen)
|
Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|
34018 |
stilstaan |
hou:
hǭu̯ (P051p Lummen)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
24565 |
stinkende gouwe |
wrattenkruid:
vrattekroəd (P051p Lummen),
vrattəkroəd (P051p Lummen)
|
schelkruid [ZND 06 (1924)]
III-4-3
|
19708 |
stoel |
planken:
plaŋkǝ (P051p Lummen),
stoel:
stuǝl (P051p Lummen),
stū.l (P051p Lummen)
|
stoel [ZND 07 (1924)] || Stoel waarin de molenaar zit wanneer hij met behulp van het groot rad molenstenen opheft. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛsteenreepɛ.' [Vds 216; Jan 193]
II-3, III-2-1
|
18775 |
stof |
stof:
stoͅf (P051p Lummen),
støf (P051p Lummen)
|
stof [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
19659 |
stofblik |
vuilblik:
vōͅlblɛk (P051p Lummen)
|
stofblik [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|