e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stronk van een struik post: poͅst (Lummen) wortelklomp van een struik [N 27 (1965)] III-4-3
stronk, boomstronk post: pǫst (Lummen), zink: seŋk (Lummen) Wat blijft staan, de stomp met wortels, als een boom omgehakt is. [N 27, 8a; R 3, 2; Wi 11; L 7, 59; L B2, 343; Vld.; monogr.] I-8
stronk, stengel van koolplanten koolstabbe: kyl stabə (Lummen) koolstengels die op het veld blijven staan [N Q (1966)] I-7
strontje weern: we.n (Lummen), weeͅn (Lummen), wēən (Lummen), wVn (Lummen) gerstekorrel [ZND m] || strontje [ZND m] III-1-2
strooien dameshoed strohoed: [Vgl. WNT: stro - strooi - ...] [NB- WLD I.4: lm. stro, stro/strouw; struu en strooi als aparte trefwoorden (blz. 121)]  strōjhōͅut (Lummen), strooien hoed: strəjenhoͅud (Lummen) dameshoed, strooien of uit fijne houtvezel vervaardigde ~ [spannen-, boerinnenhoed] [N 25 (1964)] III-1-3
strooien hoed strooien hoed: strojenhoud (Lummen) hoed, strooien ~ [N 25 (1964)] III-1-3
strooisel strooisel: strosǝl (Lummen) Dat wat in de stal onder het vee wordt gestrooid. Dat kan vers stro zijn maar ook gehakt stro of afval na het wannen van gedorst graan. Verder gebruikte men bladeren uit hagen, eiken- en beukenbos en loof van struiken eveneens als strooisel. [N 6, 10; L 7, 61b; JG 1a, 1b, 2b-1 add.; N 18, 41 add.; monogr.] I-11
strooisel in de potstal blader: blǭr (Lummen), blaren: blãrǝ (Lummen), bosgras: bosgrās (Lummen), bosspellen: bǫsspɛlǝ (Lummen), hei: (Lummen), kaf: kaf (Lummen), lappen: lapǝ (Lummen), spellen: spɛlǝ (Lummen), strooi: stroi̯ (Lummen), strōi̯ (Lummen), strooisel: stroi̯sǝl (Lummen), strosǝl (Lummen), turf: turf (Lummen), vlaggen: flagǝ (Lummen), flagǝn (Lummen) Een potstal is een ouderwetse stal met als belangrijkste functie het winnen van mest (zie ook het lemma ''potstal'' in wld I.6 blz. 31-32). Over de mest heen werd strooisel gespreid, zodat de koeien steeds hoger kwamen te staan en de stal vol mest raakte. Als strooisel werd van alles gebruikt: in de zon gedroogde graszoden, dennennaalden, stro, gedroogde bladeren, heiplaggen, turf(molm), zaagmeel. [N 11, 13a; N 11, 13b; N 11, 13c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-11
strooisel keren onderschieten: onǝrsxii̯.tǝ (Lummen) Strooisel in de potstal keren. [JG 1a, 1b, 2c] I-11
strooisel spreiden strouwen: stroǝ (Lummen) Het verspreiden van het strooisel onder het vee. [JG 1a, 1b; RND 10, 51] I-11