18057 |
bloeden |
bloeden:
bloijə (P051p Lummen)
|
bloeden [ZND m]
III-1-2
|
34150 |
bloedgang |
bloed:
blǫǝt (P051p Lummen),
vuil:
voǝl (P051p Lummen)
|
Uitscheiding van een niet bevruchte koe. [N 3A, 31]
I-11
|
22057 |
bloedluis |
bloedluis:
blout-lōͅs (P051p Lummen),
bloͅu̯tlōͅs (P051p Lummen)
|
bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20693 |
bloedworst |
bloedworst:
blôu̯dwoͅrst (P051p Lummen),
pens:
met umlaut
paəns (P051p Lummen),
werd vroeger niet gemaakt
pɛ.nsə (P051p Lummen)
|
bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiker:
bloud-zōͅkər (P051p Lummen),
bloͅətzōͅkər (P051p Lummen)
|
bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24523 |
bloeien |
bloeien:
blui̯ǝ (P051p Lummen),
blęi̯ǝ (P051p Lummen)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.]
I-4
|
20718 |
bloem |
bloem:
blom (P051p Lummen),
blǫm (P051p Lummen),
gebuild meel:
gǝbøjlt mēǝl (P051p Lummen)
|
Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.]
II-3
|
24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
blomə (P051p Lummen)
|
bloemen [RND]
III-4-3
|
33611 |
bloementuin |
bloemenhof:
blommenhof (P051p Lummen)
|
bloemenhof [ZND 27 (1938)]
I-7
|
21107 |
bloemkool |
bloemkool:
blŏmkyl (P051p Lummen),
bloͅmky(3)̄l (P051p Lummen)
|
bloemkool als gerecht [N Q (1966)] || bloemkool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|