21626 |
twee frank |
stuk van twee frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
støk van twi fraŋ (P051p Lummen)
|
2 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23251 |
tweede luiden voor de mis |
tinken:
⁄t tenkt vijf meneten (P051p Lummen)
|
Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
21648 |
tweede verkoping |
definitieve verkoop:
ps. omgespeld volgens Frings.
defənətivə vərkup (P051p Lummen)
|
de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34234 |
tweespeen |
tweedemer:
twidējǝmǝr (P051p Lummen),
twidēmǝr (P051p Lummen)
|
Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66]
I-11
|
26481 |
tweetakrijn |
tweetak:
twīǝtak (P051p Lummen)
|
Balanceerrijn of vaste rijn met twee rijntakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛvast werkɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15c; Vds 140; A 42A, 21; N O, 15b]
II-3
|
33998 |
twijg |
zweep:
zwip (P051p Lummen)
|
Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
33597 |
ui, ajuin |
ajuin:
ajou (P051p Lummen),
ajōͅ.n (P051p Lummen),
jaan:
jaon (P051p Lummen),
jōͅ.n (P051p Lummen, ...
P051p Lummen)
|
ajuin [ZND 01 (1922)] || ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2b (1963)] || een ajuin [ZND 43 (1943)]
I-7
|
33788 |
uier |
tet:
tɛt (P051p Lummen),
uier:
øu̯ǝr (P051p Lummen),
ø̜i̯.ǝr (P051p Lummen),
ø̜u̯.ǝr (P051p Lummen),
ūi̯ǝr (P051p Lummen)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b]
I-11, I-12, I-9
|
34157 |
uieren |
brand:
brant (P051p Lummen)
|
Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.]
I-11
|