e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
twee frank stuk van twee frank: ps. omgespeld volgens Frings.  støk van twi fraŋ (Lummen) 2 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] III-3-1
tweede luiden voor de mis tinken: ⁄t tenkt vijf meneten (Lummen) Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)] III-3-3
tweede verkoping definitieve verkoop: ps. omgespeld volgens Frings.  defənətivə vərkup (Lummen) de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)] III-3-1
tweespeen tweedemer: twidējǝmǝr (Lummen), twidēmǝr (Lummen) Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66] I-11
tweetakrijn tweetak: twīǝtak (Lummen) Balanceerrijn of vaste rijn met twee rijntakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛvast werkɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15c; Vds 140; A 42A, 21; N O, 15b] II-3
twijg zweep: zwip (Lummen) Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
ui, ajuin ajuin: ajou (Lummen), ajōͅ.n (Lummen), jaan: jaon (Lummen), jōͅ.n (Lummen, ... ) ajuin [ZND 01 (1922)] || ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2b (1963)] || een ajuin [ZND 43 (1943)] I-7
uier tet: tɛt (Lummen), uier: øu̯ǝr (Lummen), ø̜i̯.ǝr (Lummen), ø̜u̯.ǝr (Lummen), ūi̯ǝr (Lummen) [JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12, I-9
uieren brand: brant (Lummen) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uil uil: oͅ‧l (Lummen) uil [ZND m] III-4-1