e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vorst, het vriezen vorst: vorst  vərst (Lummen), vreur: vreur  vrør (Lummen) vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)] III-4-4
vorsthout nokkenhout: nǫkǝhōt (Lummen) De horizontale balk die door de nok van de kap van de standerdmolen loopt. Zie ook afb. 18. [N O, 44n] II-3
vorstpan gevelvorst: gēevǝlvǫrst (Lummen), vorst: vǫrst (Lummen) Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8] II-8
vos, vospaard voes: vuš (Lummen) Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j] I-9
vredewis wis: węs (Lummen) Bosje stro, gras of iets dergelijks op een stok of tak gebonden, en geplaatst op akkers en weiden, om aan te geven dat deze niet meer toegankelijk zijn o.a. voor weidend vee of jagers. [N M, 26; L 32, 80; monogr.] I-8
vriend kameraad: kaməro:t (Lummen), vriend: vrent (Lummen) vriend [RND] III-3-1
vriesweer het vriest: vriest (Lummen), koud (weer): koud  kāt (Lummen), schraal (weer): schraal weer  sxra͂l wiər (Lummen) vorst (vriesweer) [ZND 08 (1925)] || vriezend weer, koud en droog [N 22 (1963)] III-4-4
vriezenx vriezen: vrizə (Lummen), vriezen Nb. met ronding van tougrug  vrizə (Lummen) vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)] III-4-4
vroedvrouw wijsvrouw: wéésvró (Lummen) vroedvrouw [ZND 08 (1925)] III-2-2
vroegmis eerste mis: distə mis (Lummen), vroegmis: də vrøgməs (Lummen), vreumès (Lummen) Hoe heet de vroegste mis op zondag? [ZND 38 (1942)] || vroegmis [RND] III-3-3