25202 |
vorst, het vriezen |
vorst:
vorst
vərst (P051p Lummen),
vreur:
vreur
vrør (P051p Lummen)
|
vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
26036 |
vorsthout |
nokkenhout:
nǫkǝhōt (P051p Lummen)
|
De horizontale balk die door de nok van de kap van de standerdmolen loopt. Zie ook afb. 18. [N O, 44n]
II-3
|
29897 |
vorstpan |
gevelvorst:
gēevǝlvǫrst (P051p Lummen),
vorst:
vǫrst (P051p Lummen)
|
Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8]
II-8
|
33811 |
vos, vospaard |
voes:
vuš (P051p Lummen)
|
Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j]
I-9
|
33693 |
vredewis |
wis:
węs (P051p Lummen)
|
Bosje stro, gras of iets dergelijks op een stok of tak gebonden, en geplaatst op akkers en weiden, om aan te geven dat deze niet meer toegankelijk zijn o.a. voor weidend vee of jagers. [N M, 26; L 32, 80; monogr.]
I-8
|
20294 |
vriend |
kameraad:
kaməro:t (P051p Lummen),
vriend:
vrent (P051p Lummen)
|
vriend [RND]
III-3-1
|
25203 |
vriesweer |
het vriest:
vriest (P051p Lummen),
koud (weer):
koud
kāt (P051p Lummen),
schraal (weer):
schraal weer
sxra͂l wiər (P051p Lummen)
|
vorst (vriesweer) [ZND 08 (1925)] || vriezend weer, koud en droog [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25200 |
vriezenx |
vriezen:
vrizə (P051p Lummen),
vriezen Nb. met ronding van tougrug
vrizə (P051p Lummen)
|
vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
20276 |
vroedvrouw |
wijsvrouw:
wéésvró (P051p Lummen)
|
vroedvrouw [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
23276 |
vroegmis |
eerste mis:
distə mis (P051p Lummen),
vroegmis:
də vrøgməs (P051p Lummen),
vreumès (P051p Lummen)
|
Hoe heet de vroegste mis op zondag? [ZND 38 (1942)] || vroegmis [RND]
III-3-3
|