e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

Gevonden: 3016
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bretel jarretelle (fr.): jertels (Lummen) bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)] III-1-3
breuk breuk: br"k (Lummen) hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)] III-1-2
brief brief: bre.if (Lummen) brief [RND] III-3-1
briesen briesen: bręi̯sǝ (Lummen), pruisen: prǭ.sǝ (Lummen) Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5] I-9
broeden, op eieren zitten broeden: broi̯ǝ (Lummen), brøu̯ǝ (Lummen), brø̄i̯ǝ (Lummen) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedende kip op eieren klok: klok (Lummen) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broedhen broedkarige hen: bryi̯kǭregǝ hen (Lummen) Kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [N 19, 59; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
broeien schouwen: sxān (Lummen) Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.] II-1
broek: algemeen broek: brok (Lummen), brook (Lummen), brouk (Lummen), brŏk (Lummen), bruk (Lummen) broek [ZND 22 (1936)], [ZND m] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] III-1-3
broekspijp broekspijp: brokspiepe (Lummen) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3