e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

Gevonden: 3016
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bruine gebreide dameskous kous: koos (Lummen) dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)] III-1-3
brulkoe brul: brøl (Lummen) Een koe die aan de brulziekte lijdt. [N 3A, 101, A 48A, 45b, 45c; L 19B, 4a] I-11
brullen brullen: brølǝ (Lummen) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
brulse koe brul: brøl (Lummen) Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b] I-11
brulziekte brul zijn: (de koe is) brøl (Lummen) Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11
bui, regenbui bijs: ps. omgespeld volgens Frings!  bø͂ͅi̯s (Lummen) bui, regen [ZND 01 (1922)] III-4-4
buik buik: bø͂ͅ.k (Lummen), pens: pɛ.ns (Lummen) buik [ZND m] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41] I-9, III-1-1
buitenborst buitenborst: bǭǝtǝbast (Lummen) De buitenste van de twee korte, zware balken die in de askop zijn bevestigd. [N O, 1f] II-3
buitendeurtje van het varkenshok deur: dø̄r (Lummen), varkensdeur: vɛrkǝs˱dør (Lummen) Het deurtje waardoor het varken de stal in en uit kan lopen. [N 5A, 60f] I-6
buitenechtelijk kind basterd: 1a-m; 21, 02;  bàstərt (Lummen) bastaard [ZND 01 (1922)] III-2-2