25128 |
droog weer |
droog:
drūūch (P051p Lummen)
|
droog [RND]
III-4-4
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
(de koe) sti drȳx (P051p Lummen),
dryxstøn (P051p Lummen),
drȳxstøn (P051p Lummen)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25129 |
droogte |
droogte:
druugte (P051p Lummen)
|
droogte [ZND 33 (1940)]
III-4-4
|
25126 |
druilerig en koud weer |
drollig weer:
drollig weer
droͅlex wiər (P051p Lummen),
nat (weer):
nat (P051p Lummen),
nōͅ.t (P051p Lummen),
zeverweer:
zieverweer
zivər wēer (P051p Lummen)
|
druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [ZND m]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
tros druiven:
tros druive (P051p Lummen)
|
[ZND 33 (1940)]
I-7
|
25133 |
druppel |
drup:
drøͅp (P051p Lummen, ...
P051p Lummen)
|
druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25108 |
druppen, druppelen |
druppen:
dröppə (P051p Lummen),
ps. of toch omspellen volgens Frings: [dr$pp\\]?
dröppə (P051p Lummen)
|
druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
29953 |
dubbele pik |
pioche:
pijǫs (P051p Lummen),
putpioche:
pøtpijǫs (P051p Lummen
[(put = mijn: dit type hak werd ook in het ondergrondse mijnbedrijf gebruikt)]
)
|
Houwwerktuig met korte steel en twee in een punt uitlopende armen. Zie ook afb. 14b. [N 30, 19b; monogr.]
II-9
|
33446 |
dubbele toegangspoort van een gesloten erf |
buitenpoort:
bǭtǝpōrt (P051p Lummen),
koerpoort:
kōrpōrt (P051p Lummen),
poort:
[poort] (P051p Lummen)
|
De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.]
I-6
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
Pl. [dou.ve]
doͅuf (P051p Lummen)
|
Duif. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|