e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

Gevonden: 3016
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dunne sjaal sjaal: sjal (Lummen) sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)] III-1-3
dunne wollen kous kous: koos (Lummen) kousen, dunne (wollen) ~ [slekke kousen] [N 24 (1964)] III-1-3
dunne zijden dameskous kous: koos (Lummen) dameskousen, dunne zijden ~ [N 24 (1964)] III-1-3
dunne zwarte rouwkous kous: koos (Lummen) kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)] III-1-3
durven dorren: dēͅ.rə (Lummen), de͂ͅrə (Lummen) durven [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-4
duur duur: døͅ⁄ər (Lummen) duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)] III-3-1
duwen duwen: dawə (Lummen) duwen [RND] III-1-2
duwer van de aanaardhandploeg handhaaf: hanthōf (Lummen) Zie de toelichting bij het lemma Aanaardhandploeg. [N 18, 46c] I-5
dwarsbalk van de hooihark gritselkop: gretsǝlkǫp (Lummen) De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b] I-3
dwarsbalkjes, egscheien scheien: sxēn (Lummen) De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.] I-2