18648 |
flaphoed |
flambard (fr.):
flambēͅr (P051p Lummen)
|
flaphoed, slappe hoed met brede luifel [flambaar(hoed)] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20838 |
flauw |
flauw:
floo (P051p Lummen)
|
meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
17989 |
flets |
flauw:
flo gəzecht (P051p Lummen)
|
hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
19288 |
flikflooien |
mouwstrijken:
ook materiaal znd 23, 55
mau̯strēͅkə (P051p Lummen),
mouwvegen:
ook materiaal znd 23, 55
mouwveege (P051p Lummen)
|
flikflooien [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
flā`m (P051p Lummen)
|
fluim [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
stilletjes klappen:
stilləkəs klappə (P051p Lummen)
|
fluisteren [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flowr (P051p Lummen)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.) broek:
flourə brŏk (P051p Lummen)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
33755 |
fokmerrie |
kweekmerre:
kwēkmęrǝ (P051p Lummen)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
kweekzoog:
kweksō.x (P051p Lummen)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|