e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

Gevonden: 3016
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gemeente gemeente: gəmēntə (Lummen) gemeente [ZND 24 (1937)] III-3-1
gemeentehuis gemeentehuis: gəmēntəhōͅs (Lummen) gemeentehuis [ZND 24 (1937)] III-3-1
gepachte hoeve, pachtgoed winning: weneŋ (Lummen) Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1] I-6
geprimeerde stier geprimeerde: gǝpremērdǝ (Lummen), prijsstier: prɛ̄.sstii̯ǝr (Lummen) Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b] I-11
gerst gerst: gęrst (Lummen), gɛst (Lummen) Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4
gerstebier gerstebier: geͅrstəbēͅ’ər (Lummen) gerstenbier [ZND 24 (1937)] III-2-3
geruite jurk geruiterd kleed: gerötert klied (Lummen) jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)] III-1-3
geschiedenis geschiedenis: n gəschēͅədəneͅs vərtällə (Lummen) Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)] III-3-1
geslachtsrijpe koe stiervaars: stivi̯ē̜i̯s (Lummen), vaars: vi̯ē̜s (Lummen) Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23] I-11
gesneden mannelijk schaap hamel: hāmǝl (Lummen), kas: kas (Lummen) [N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.] I-12