21465 |
gemeente |
gemeente:
gəmēntə (P051p Lummen)
|
gemeente [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21494 |
gemeentehuis |
gemeentehuis:
gəmēntəhōͅs (P051p Lummen)
|
gemeentehuis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
winning:
weneŋ (P051p Lummen)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
34057 |
geprimeerde stier |
geprimeerde:
gǝpremērdǝ (P051p Lummen),
prijsstier:
prɛ̄.sstii̯ǝr (P051p Lummen)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
32979 |
gerst |
gerst:
gęrst (P051p Lummen),
gɛst (P051p Lummen)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
21100 |
gerstebier |
gerstebier:
geͅrstəbēͅ’ər (P051p Lummen)
|
gerstenbier [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
18312 |
geruite jurk |
geruiterd kleed:
gerötert klied (P051p Lummen)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21595 |
geschiedenis |
geschiedenis:
n gəschēͅədəneͅs vərtällə (P051p Lummen)
|
Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)]
III-3-1
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
stiervaars:
stivi̯ē̜i̯s (P051p Lummen),
vaars:
vi̯ē̜s (P051p Lummen)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hāmǝl (P051p Lummen),
kas:
kas (P051p Lummen)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|