34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bęrx (P051p Lummen),
bɛ.rǝx (P051p Lummen)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
gasp (P051p Lummen)
|
sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25942 |
gestadige wind |
stijve wind:
stɛjvǝ went (P051p Lummen),
stille wind:
stelǝ went (P051p Lummen)
|
Een constante, niet stotende wind. [N O, 9d]
II-3
|
33428 |
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen |
houteren dammer:
hōtǝrdāmǝr (P051p Lummen),
stamper:
stāmpǝr (P051p Lummen),
stǭmpǝr (P051p Lummen)
|
De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b]
I-6
|
18696 |
gesteven voorstuk van een overhemd |
zeverlap:
zieverlap (P051p Lummen)
|
voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18543 |
gestreepte broek |
gestreepte broek:
gestriepte brok (P051p Lummen)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18828 |
getob; tobben |
gemartel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gəmeͅttəl (P051p Lummen)
|
gemartel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwd vrouwmens:
gətrawt vrómməs (P051p Lummen)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
getuigen:
getuigən (P051p Lummen)
|
getuigen [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
33388 |
getuigrek |
tap:
(mv)
tāpǝ (P051p Lummen)
|
Het zwaardere paardetuig wordt meestal opgehangen aan de muur aan een rek, zware stokken, haken, knuppels, balkjes etc. Het kan ook op een plank gelegd worden. De benamingen geven vaak aan om welke mogelijkheid het gaat. Benamingen die naar een kast of kist verwijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigkast" (2.3.7). Zie ook dat lemma. [N 5A, 59e; add. uit N 13, 81]
I-6
|