e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glimworm glimwormpje: glimwurmpke (Lutterade), gloeiworm: WBD/WLD  gleuworm (Lutterade), vuurman: WBD/WLD gleuworm: > groot aantal / men was er bang voor  vuurmane (Lutterade), vuurwormpje: vuurwörmke (Lutterade) glimworm [SGV (1914)] || Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u een soort kever: het mannetje is gevleugeld. Het kan 11-16mm lang worden. Het is bruinachtig van kleur en is in staat een geelgroen licht uit te stralen met behulp van lichtorganen op het achterlijf (glimkever) [N 83 (1981)] III-4-2
gloed hits: hits (Lutterade) Hitte, warmte die van een vurige massa uitstraalt (gloed, hitte, warmte) [N 79 (1979)] III-2-1
gloria gloria (lat.): gloria (Lutterade) De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gluiperd gluiperd: gloepert (Lutterade) een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)] III-1-4
god de vader god: God (Lutterade) God de Vader. [N 96D (1989)] III-3-3
godsdienstonderricht op zondag christenleer: kristelear (Lutterade) Het godsdienstonderricht dat vroeger op zondagmiddag vóór het lof (d.w.z. van 14.30 tot 15.00 uur) werd gegeven aan jongeren die van school af waren). [N 96D (1989)] III-3-3
godslamp godslamp: de goadslamp (Lutterade), godslamp (Lutterade) De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)] III-3-3
godslastering godslastering: godslastering (Lutterade) Een godslastering, blasfemie. [N 96D (1989)] III-3-3
goed passen goed passen: gōt pasǝ (Lutterade) Goed zitten of passen, gezegd van een kledingstuk. [N 62, 26a; MW] II-7
goede grazer grazer: grāzǝr (Lutterade) [N 77, 19] I-12