e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
herderstas boterhammenbuil: bōtǝrhamǝbyl (Lutterade) De tas waarin de herder zijn voedsel heeft. [N 78, 12a] I-12
herenfiets mansluifiets: mansluufits (Lutterade) Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar mannen op rijden [N 99 (1991)] III-3-1
herfst, najaar bamis: bamisj (Lutterade) het derde van de vier jaargetijden, de tijd tussen zomer en winter [bamis, bamistijd, natijd, uitgang] [N 91 (1982)] III-4-4
herfstdraden herfstdraden: herfsdrèù (Lutterade) herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)] III-4-4
herkauwen nirken: nerkǝ (Lutterade) Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.] I-11
hersenen erse: ersene (Lutterade), harre: Van een varken  arre (Lutterade) hersenen [SGV (1914)] III-1-1
hert, ree ree: ree (Lutterade) Ree, zonder onderscheid van geslacht [N 94 (1983)] III-4-2
het akkoord bespreken of sluiten een akkoord slieten: ǝn akoart šlētǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) Na de Tweede Wereldoorlog veranderde het systeem van het éénmansakkoord in dat van het groepsakkoord. Een groep van vijf à zes man werkte gezamenlijk in één vak van de pijler en werd aan de hand van de collectief geleverde prestaties per maand betaald (Dieteren 1984 pag. 11). Moordende concurrentie zoals door toedoen van het éénmansakkoord werd uitgesloten. Iedere houwer verdiende nu hetzelfde. Nog later verdween ook dit akkoordsysteem en gold per kolenpijler één en hetzelfde akkoord. Cont in het woordtype "cont maken" is de verkorte vorm van contract. [N 95, 911; monogr.] II-5
het angelus luiden angelus: t angelus lōēt (Lutterade) Het angelus luiden rond het middaguur [het luidt......?]. [N 96A (1989)] III-3-3
het dak afkloppen afkloppen: āfklopǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Door middel van kloppen onderzoeken of zich in het dakgesteente losse steenlagen bevinden die dreigen in te storten. Een goed dak geeft een scherpe klank, terwijl een slecht dak een doffe of holle klank laat horen (Handb. H. pag. 115). [N 95, 486; N 95, 890; N 95, 298; monogr.; Vwo 9, Vwo 44] II-5