e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
olie smout: schmaut (Lutterade), sjmouwt (Lutterade) olie [SGV (1914)] || olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)] III-2-3
olieverf smoutverf: šmawt˲vɛrf (Lutterade) Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9
omboorden afboorden: āfbø̄ǝrǝ (Lutterade), omboorden: ombø̄rǝ (Lutterade) Omboorden in het algemeen oftewel het insluiten van een rafelkant met een enkele of dubbele bies en in het bijzonder het met en lint afzetten van een colbert. [N 59, 86; N 62, 17; MW] II-7
ombraak ombraak: ombrę̄k (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) Een gang om de hoofdschacht dienend voor het omleiden van het vervoer. [N 95, 185; N 95, 695; N 95, add.; Vwo 251; Vwo 548; Vwo 552; monogr.] II-5
omheinde graasplaats schapenplaats: šǭpǝplāts (Lutterade) Graasplaats die omheind is, zodat de schapen er niet van af kunnen. De niet omheinde graasplaats (vraag N 78, 31a) kan het open veld zijn, een weiland, de heide, de Peel of een vliegveld. [N 78, 31b] I-12
omheining van het kerkhof muur: moer (Lutterade), tuin: WNT: tuin, I. Datgene wat tot af- of omperking dient.  den toun van de kirkef (Lutterade) De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)] III-3-3
omhelzen lief duwen: leefduje (Lutterade) omhelzen [SGV (1914)] III-1-2
omkeerrol keerrol: kę̄rrǫl (Lutterade  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Rol aan het eind van de bandtransporteur waarover de band weer wordt teruggevoerd. [N 95, 642; monogr.] II-5
omslag omslag: omšlāx (Lutterade) Omslag in het algemeen. Boord of rand, doorgaans van verschillende stof of kleur, of met borduurwerk voorzien, welke aan de hals, de mouwen enz. van kledingstukken bevestigd is en bestemd is om omgeslagen of omgevouwen te worden. [N 62, 34e; MW] II-7
omslag [wld ii.7, p.82] omslag: omsjlaag (Lutterade) Hoe noemt U de omslag? [N 62 (1973)] III-1-3