e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pretmaker spavogel (du.): sjpasvogel (Lutterade) de persoon die altijd zorgt voor vrolijkheid en pret [pallieter, kadul] [N 85 (1981)] III-1-4
preuts preut, een -: ⁄n preut (Lutterade) preuts; overzedig, gemaakt eerbaar [preuts, prude] [N 86 (1981)] III-2-2
prevelen prevelen: preavele (Lutterade) Prevelen. [N 96B (1989)] III-3-3
priem ruffelpriem: røfǝlprēm (Lutterade) Een puntig werktuig van been dat wordt gebruikt voor het maken van de ronde gaatjes die nodig zijn voor nestelgaatjes of kleermakersknoopsgaten. Ook verwijdert men hiermee rijgsteken. Zie afb. 14. [N 59, 31; monogr.] II-7
priester priester: preester (Lutterade, ... ) Een priester [preester, prejster, geestelijke]. [N 96D (1989)] || priester [SGV (1914)] III-3-3
priester gewijd worden priester gewijd worden: preester gewied weare (Lutterade) Priester gewijd worden. [N 96D (1989)] III-3-3
priesterfeest priesterfeest: preesterfeas (Lutterade) Een priesterfeest. [N 96D (1989)] III-3-3
priesterkoor koor: kōaer (Lutterade), kōār (Lutterade) Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)] III-3-3
priesterwijding priesterwijding: preesterwiejing (Lutterade) De Priesterwijding. [N 96D (1989)] III-3-3
prikkeldraad tankeldraad: taŋkǝldrǭt (Lutterade) Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.] I-8