e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sprookje vertelseltje: vertelselke (Lutterade) een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)] III-3-1
spruiten spruitjes: klemtoon op de eerste lettergreep  sjprūūtjes (Lutterade) spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)] III-2-3
spruiten, uitbotten botten: ?  botte (Lutterade), scheuten (krijgen): ?  sjeut (Lutterade), spint (krijgen): ?  spent (Lutterade), uitlopen: WBD/WLD  outlōūpe (Lutterade) Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)] III-4-3
spruitkool, spruitje spruiten: schproete (Lutterade), spruitkool: sjproet keuel (Lutterade) [N Q (1966)]spruiten [SGV (1914)] I-7
spruw mondzeer: mondjzear (Lutterade) Spruw: de ontsteking van het slijmvlies in de mondholte vooral bij zuigelingen; aanvankelijk wordt dit vlies hoogrood en later met witte stippen bedekt (spruw, schuil, steenhuffel). [N 84 (1981)] III-1-2
spuiten persen: paesje (Lutterade), sprietsen: sjpritsen (Lutterade, ... ), spritsen (<du.): sjpritse (Lutterade), sproetsen: schproetse (Lutterade) persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || spuiten [SGV (1914)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4
staal, monster staal: stǭl (Lutterade) Een lapje stof om daarnaar de hoedanigheid, kleur, enz. van het gehele stuk te beoordelen. [N 62, 71c; MW] II-7
staan staan: schtoon (Lutterade) staan [SGV (1914)] III-1-2
staande kraag opstaande kraag: opštǭndǝ krāx (Lutterade) Opstaande kraag zonder omvallend deel. [N 59, 123a] II-7
staart staart: schtart (Lutterade), štart (Lutterade, ... ) [A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.] [N 77, 23]staart [SGV (1914)] I-11, I-12, III-4-2