e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
villen villen: velǝ (Lutterade) Vee de huid afstropen, van het vel ontdoen. [monogr.] II-10
vin staart: WBD/WLD  sjtart (Lutterade), vin: vin (Lutterade) Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)] III-4-2
vinden vinden: vènje (Lutterade) vinden [SGV (1914)] III-1-2
vinger vinger: vinger (Lutterade) vingers [SGV (1914)] III-1-1
vingerhoed vingerhoed: veŋǝrhōt (Lutterade) Dopje of hoedje van harde stof, bijv. metaal, dat men bij het naaien over de top van een vinger zet om die te beschermen en aan de naald kracht bij te zetten. De vingerhoed is van boven dicht, dit in tegenstelling tot de naairing. Zie afb. 13. [N 59, 14; N 62, 67a; Gi 1.IV, 61; MW; monogr.] II-7
vingerhoedskruid vingerhoedskruid: vingerhoodskroed (Lutterade) Vingerhoedskruid (digitalis purpurea 30 tot 150 cm groot. De stengels en bloemstelen zijn viltig behaard, de bladeren zijn ei- tot lancetvormig, de bladrand is gekarteld. De bladeren zijn aan de onderkant grijsharig. De bloemen staan in eindstandige tro [N 92 (1982)] III-4-3
violier flierbloem: vleerbloome (Lutterade), violierbloem: vleerbloome (Lutterade) [N 92 (1982)]Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [N 92 (1982)] I-7, III-2-1
viool viool: vioal (Lutterade) Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] III-3-2
vis, algemeen vis: vösch (Lutterade, ... ) visch [SGV (1914)] || visschen (mv.) [SGV (1914)] III-4-2
visaas aas: oas (Lutterade) aas [SGV (1914)] III-4-2