28077 |
breukstijl |
breukstijl:
brø̄kštil (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Starre stijl die in breukpijlers wordt gebruikt om een breuklijn tot stand te brengen. De breukstijl is door de betere en snellere verplaatsbaarheid de vervanger van de bok. Zie ook het lemma Bok. G.H.H. in het woordtype "G.H.H.-stijl" (Q 121) is een afkorting voor Gutehoffnungshütte, de fabrikant van dit type stijl. [N 95, 584; N 95, 360; N 95, 566; monogr.]
II-5
|
23316 |
brevier |
brevier (<lat.):
breveer (Q016p Lutterade)
|
brevier [SGV (1914)]
III-3-3
|
21250 |
brief |
brief:
breef (Q016p Lutterade)
|
brief [SGV (1914)]
III-3-1
|
21205 |
briefkaart |
briefkaart:
breefkaart (Q016p Lutterade),
postkaart:
poskaart (Q016p Lutterade)
|
de kaart waarop men tegen lager tarief dan voor brieven correspondentie kan voeren [briefkaart, brievenkaart, postkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19419 |
briket |
briket:
brikétte (Q016p Lutterade)
|
(Langwerpig) stuk brandstof, geperst uit steenkool- of bruinkoolgruis, fijngemaakte turf of houtskool met water en leem vermengd (briket, kluit, slof) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
27723 |
brikettenfabriek |
brikettenfabriek:
brikɛtǝfabrik (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
De fabriek waar eierkolen en blokbriketten gemaakt werden. Op de Domaniale mijn werden alleen eierkolen gefabriceerd. Voordat er briketfabrieken waren, werden hoofdzakelijk stukkolen verkocht voor huisbrand, aldus de informant van Q 113. Deze stukkolen werden voor het stoken in kleine stukken geslagen, waardoor ook een vergruizing optrad. Het ontstane gruis werd gemengd met natte leem als bindmiddel. Hiervan werden dan klonten, klytǝ, gemaakt en na droging gestookt. [N 95, 16; monogr.; N 95A1, add.]
II-5
|
19245 |
broeden |
broeden:
breuje (Q016p Lutterade),
uitbroeden:
oetbreue (Q016p Lutterade)
|
Hoe heet verder: broeden? [N 93 (1983)] || ontwerpen, uitdenken, gezegd van bijv. een plan, een aanslag [beramen, braaien, broeden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-2
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brø̄i̯ǝ (Q016p Lutterade)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
20216 |
broeder |
broeder:
broeder (Q016p Lutterade),
broor (Q016p Lutterade)
|
broeder [SGV (1914)] || Een lager lid van een kloosterorde die geen kerkelijke wijding bezit, broeder [bruur, broeder]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23228 |
broeder-onderwijzer |
frater (lat.):
frater (Q016p Lutterade)
|
Een broeder onderwijzer, frater [fra, sjefra]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|