e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

Gevonden: 4058
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
driftig gauw kwaad: gau koad (Lutterade), kortaangebonden: kort aangebonje (Lutterade) driftig [SGV (1914)] || vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)] III-1-4
drijftol kokkeral: kŏkkeralle (Lutterade) drijftol [SGV (1914)] III-3-2
drijfzand drijfzand: drief zandj (Lutterade) drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
drijven drijven: drīvǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) Een mijngang of galerij langer maken. [N 95, 383; monogr.; Vwo 291] II-5
drinkbak drinkbak: drinkbak (Lutterade) Hoe heet verder in Uw dialect: de drinkbak? [N 93 (1983)] III-3-2
drinkbus kuiltuit: kultø̜jt (Lutterade  [(Maurits)]  ) De blikken fles waarin men drank, meestal koffie, bewaart. De opgave "lutte" uit Q 121 is metaforisch gebruikt. Wanneer iemand die bijzonder veel dorst heeft een hele grote drinkbus meebrengt zegt men wel dat hij "eŋ lo̜t" (luchtkoker) heeft meegebracht (Lochtman pag. 76). [N 95, 52; monogr.; Vwo 127; Vwo 158; div.] II-5
drinken lessen: lèsje (Lutterade), lésje (Lutterade) drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)] III-2-3
droesem drab: drab (Lutterade) droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)] III-2-3
droge plekken in moeras bult: bølt (Lutterade) Hoger gelegen, droge plekken in een moerasgebied. [N 27, 21a; R 3, 9] I-8
dronkaard zatlap: neet ummer  zaatlap (Lutterade), zuiplap: zoeplap (Lutterade, ... ), drunkummer  zoeplap (Lutterade) dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] III-2-3