e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

Gevonden: 4058
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geelzucht geel verf: gälverf (Lutterade), geling: gealing (Lutterade) geelzucht [SGV (1914)] || Geelzucht: ziekte die zich uiterlijk kenmerkt door de gele kleur die de huid aanneemt ten gevolge van de opneming der galkleurstof in het bloed (galzucht, galziekte, geluw, gele verf, geelverf, verf, geelaard, gele ziekte). [N 84 (1981)] III-1-2
geen rust hebben geen zittend vot hebben: gein zittende vot hubbe (Lutterade) geen rust hebben [N 85 (1981)] III-1-4
geer geer: geǝr (Lutterade), giǝr (Lutterade) Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.] II-7
geerrok geerrok: [Zie afbeelding van informant]  gearrok (Lutterade) Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)] III-1-3
geestelijke geestelijke: geistelik (Lutterade) Een priester die geen pater is [heer, geesteling]. [N 96D (1989)] III-3-3
geeuwhonger geeuwhonger: gieehonger (Lutterade) geeuwhonger [SGV (1914)] III-2-3
gegadigde liefhebber: leef ubber (Lutterade) gegadigde [SGV (1914)] III-1-4
gegraven waterloop sloot: šlōǝt (Lutterade) In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenqu√™tes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.] I-8
geheimen van de rozenkrans geheimen: geheime van de roazekrans (Lutterade) De geheimen van de Rozenkrans bestaande uit de blijde geheimen, de droevige geheimen en de glorierijke of glorievolle geheimen. [N 96B (1989)] III-3-3
geheugen memorie: memorie (Lutterade) het vermogen om zich dingen te herinneren [geheugen, memorie] [N 85 (1981)] III-1-4