20369 |
getuige |
getuige:
getuug (Q016p Lutterade),
tuige:
tuug (Q016p Lutterade)
|
de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)] || iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)]
III-2-2, III-3-1
|
20388 |
getuige zijn |
getuige zijn:
getuug zeen (Q016p Lutterade)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
getuigen:
getuge (Q016p Lutterade),
[overgeheveld van lm. getuigenis, geen begrip getuigen in N 90, RK]
getuge (Q016p Lutterade)
|
de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)] || getuigen [SGV (1914)]
III-3-1
|
23899 |
gevallen engelen |
gevallen engelen:
gevalle engel (Q016p Lutterade)
|
De gevallen engelen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21322 |
gevangenis |
nor:
nor (Q016p Lutterade),
prison (<fr.):
Van Dale: prison (<Fr.), (gew.) gevangenis.
persong (Q016p Lutterade)
|
de gevangenis [cachot, nor, partoet, speentje, grawoel, ren] [N 90 (1982)] || gevangenis [SGV (1914)]
III-3-1
|
17808 |
geven |
geven:
gêve (Q016p Lutterade)
|
geven [SGV (1914)]
III-1-2
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
geveulig (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade)
|
gevoelig [SGV (1914)] || Gevoelig: vatbaar voor, reagerend op gewaarwordingen bijv. pijn (gevoelig). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
geen gevoel:
geij geveul hubbe (Q016p Lutterade)
|
Gevoelloos: geen gevoel hebben, geen pijn voelen (dood, gevoelloos). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24003 |
gevormd worden |
gevormd worden:
gevormd weare (Q016p Lutterade)
|
Gevormd worden, het Vormsel ontvangen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32966 |
gewas |
gewas:
gǝwas (Q016p Lutterade)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|