28864 |
git |
git:
get (Q016p Lutterade)
|
Sieraad. Zwarte kraaltjes of glazige steentjes in verschillende vormen. [N 62, 60a; MW]
II-7
|
18687 |
glacé |
glac (fr.):
glasees (Q016p Lutterade),
leren haas:
léére hééjsje (Q016p Lutterade)
|
handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24987 |
glad, glijdend |
glad:
glaat (Q016p Lutterade)
|
glad [SGV (1914)]
III-4-4
|
20049 |
gladiool |
gladiool:
gladiool (Q016p Lutterade)
|
Gewone zwaardlelie (gladiolus communis). Hoge plant (bijna 1 m), de bladeren zijn zwaardvormig en spits gevormd. De bloemen naar één kant, de kleur is rood of wit, met allerlei tussenkleuren; de bloembuis is gebogen (gladiool, harnaswortel, 12 apostelen, [N 92 (1982)]
III-2-1
|
23380 |
glas-in-loodraam |
glas-in-loodruit:
glas in load rōēt (Q016p Lutterade),
glas-in-loodvenster:
glaas i loadvinster (Q016p Lutterade)
|
Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19399 |
glasgordijn |
glasgordijn:
glaasgerdīēne (Q016p Lutterade)
|
Dun gordijn van gaas of andere fijne stof, dat vlak voor het raam hangt (gordijn, glasgordijn, vitrage) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20556 |
glazig |
glazetig:
glazetig (Q016p Lutterade),
glazig:
glazig (Q016p Lutterade)
|
glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22376 |
glijbaan |
roetsjbaan:
roetsjbaan (Q016p Lutterade)
|
Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17853 |
glijden |
sleuren:
schleere (Q016p Lutterade),
sjleere (Q016p Lutterade)
|
glijden [SGV (1914)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18879 |
glimlachen |
monkelen:
monkele (Q016p Lutterade)
|
onhoorbaar lachen door de mond te vertrekken [monkelen, glimlachen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|