27543 |
halsdoek |
kuilplag:
kulplak (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Het vierkant stuk stof dat de mijnwerkers als beschermmiddel tegen stof voor de mond of in de hals dragen. [N 95, 65; monogr.; Vwo 326; Vwo 868]
II-5
|
28949 |
halsgat |
halslok:
halslǭk (Q016p Lutterade)
|
Uitsnijding voor de hals bij het colbert. [N 59, 97]
II-7
|
18255 |
halsketting |
ketting:
ps. deels omgespeld volgens Frings.
ein gou e [kɛtting (Q016p Lutterade)
|
gouden [een - ketting] [SGV (1914)]
III-1-3
|
27544 |
halsriempje |
halsbandje:
halsbɛntjǝ (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Halsriem waar de mijnlamp aan hangt tijdens het klimmen in een schacht. [N 95, 881a; monogr.]
II-5
|
18236 |
halssnoer |
kralenketting:
kralle ketting (Q016p Lutterade)
|
aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
23759 |
halve zondag |
halve zondag:
houave zondig (Q016p Lutterade)
|
Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20820 |
ham, hesp |
schink:
schènk (Q016p Lutterade)
|
ham [SGV (1914)]
III-2-3
|
23461 |
hamer van de klepklok |
hamer:
den hamer (Q016p Lutterade),
trumphamer:
trumphamer (Q016p Lutterade)
|
De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17659 |
hand |
hand:
andj (Q016p Lutterade),
änj (Q016p Lutterade)
|
hand [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)]
III-1-1
|
19691 |
handdoek |
pungelplag:
pøŋǝlplak (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Winterslag, Waterschei])
|
De blauw-wit of rood-wit geruite handdoek voor gebruik na het douchen. [N 95, 68; monogr.]
II-5
|