21000 |
hazelnoot |
hazenoot:
assenoot (Q016p Lutterade)
|
hazelnoot [SGV (1914)]
III-4-3
|
24320 |
hazenleger |
leger:
leager (Q016p Lutterade),
leger (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade),
WBD/WLD
leager (Q016p Lutterade)
|
Hoe noemt u de vaste ligplaats van een haas (leger, lechter, pot) [N 83 (1981)] || leger, ligplaats ve haas [DC 54 (1979)] || Leger, vaste ligplaats van een haas [N 94 (1983)]
III-4-2
|
19534 |
hecht van een mes |
steel:
(Duitsche st).
steel (Q016p Lutterade)
|
heft [SGV (1914)]
III-2-1
|
33290 |
hede, vlas- of hennepafval |
werk:
wɛrk (Q016p Lutterade)
|
Rap en bodde bestaat uit langere vezels en kort lint dat bij het zwingelen of hekelen achterblijft en waarvan grof linnen wordt gemaakt; scheven bestaat uit alleen de bastdeeltjes. [L 43, 3; S 13; monogr.]
I-5
|
24988 |
heen en weer (bewegen) |
klotsen:
klötsje (Q016p Lutterade)
|
sterk heen en weer bewegen, gezegd van bijv. water in een glas [zwalpen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17865 |
heen en weer schuiven |
wemelen:
weemele (Q016p Lutterade)
|
Heen en weer schuiven (winaauwen, wiemelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18897 |
heerszuchtig |
baas jan:
ene baasjan (Q016p Lutterade)
|
een sterke neiging tot heersen of overheersen hebbend [heerzaam, heerzuchtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18015 |
hees, schor |
hees:
eisch (Q016p Lutterade)
|
hees [SGV (1914)]
III-1-2
|
28085 |
hefboom van de stijlentrekker |
hefboom:
hɛfbǫwm (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De hefboom waarmee het huis van een stijlentrekker langs de tandheugel kan worden bewogen. [N 95, 593]
II-5
|
19447 |
heg, haag |
heg:
hék (Q016p Lutterade)
|
Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin) [N 79 (1979)]
III-2-1
|