34437 |
herderstas |
boterhammenbuil:
bōtǝrhamǝbyl (Q016p Lutterade)
|
De tas waarin de herder zijn voedsel heeft. [N 78, 12a]
I-12
|
21129 |
herenfiets |
mansluifiets:
mansluufits (Q016p Lutterade)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar mannen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
24894 |
herfst, najaar |
bamis:
bamisj (Q016p Lutterade)
|
het derde van de vier jaargetijden, de tijd tussen zomer en winter [bamis, bamistijd, natijd, uitgang] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25151 |
herfstdraden |
herfstdraden:
herfsdrèù (Q016p Lutterade)
|
herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34145 |
herkauwen |
nirken:
nerkǝ (Q016p Lutterade)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
17779 |
hersenen |
erse:
ersene (Q016p Lutterade),
harre:
Van een varken
arre (Q016p Lutterade)
|
hersenen [SGV (1914)]
III-1-1
|
24321 |
hert, ree |
ree:
ree (Q016p Lutterade)
|
Ree, zonder onderscheid van geslacht [N 94 (1983)]
III-4-2
|
27559 |
het akkoord bespreken of sluiten |
een akkoord slieten:
ǝn akoart šlētǝ (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde het systeem van het éénmansakkoord in dat van het groepsakkoord. Een groep van vijf à zes man werkte gezamenlijk in één vak van de pijler en werd aan de hand van de collectief geleverde prestaties per maand betaald (Dieteren 1984 pag. 11). Moordende concurrentie zoals door toedoen van het éénmansakkoord werd uitgesloten. Iedere houwer verdiende nu hetzelfde. Nog later verdween ook dit akkoordsysteem en gold per kolenpijler één en hetzelfde akkoord. Cont in het woordtype "cont maken" is de verkorte vorm van contract. [N 95, 911; monogr.]
II-5
|
23258 |
het angelus luiden |
angelus:
t angelus lōēt (Q016p Lutterade)
|
Het angelus luiden rond het middaguur [het luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
28124 |
het dak afkloppen |
afkloppen:
āfklopǝ (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Door middel van kloppen onderzoeken of zich in het dakgesteente losse steenlagen bevinden die dreigen in te storten. Een goed dak geeft een scherpe klank, terwijl een slecht dak een doffe of holle klank laat horen (Handb. H. pag. 115). [N 95, 486; N 95, 890; N 95, 298; monogr.; Vwo 9, Vwo 44]
II-5
|