21043 |
honing |
honing:
oneŋ (Q016p Lutterade)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
kop:
kop (Q016p Lutterade),
köp (Q016p Lutterade)
|
hoofd [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)]
III-1-1
|
28175 |
hoofd ventilator |
grote ventilator:
groatǝ vɛntilātor (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Eisden])
|
De ventilator die met de uittrekkende schacht is verbonden en zorgt voor de hoofdventilatie in de ondergrondse werken. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schacht)- zie men het lemma Schacht. [N 95, 207; monogr.]
II-5
|
23420 |
hoofdaltaar |
hoofdaltaar:
hoafeljter (Q016p Lutterade),
houfeljter (Q016p Lutterade)
|
Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18187 |
hoofddoek |
plag voor om de kop:
plak veur om de kop (Q016p Lutterade),
plaggetje:
plekske (Q016p Lutterade)
|
hoofddoek [SGV (1914)] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdkaas:
uitkiees (Q016p Lutterade)
|
zult (hoofdkaas) [SGV (1914)]
III-2-3
|
19654 |
hoofdkussen |
kussen:
køͅsə (Q016p Lutterade)
|
hoofdkussen [SGV (1914)]
III-2-1
|
28178 |
hoofdstroom |
trek:
tręk (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Julia])
|
Bij een zeer uitgestrekte mijn is het onmogelijk om met één luchtstroom alle werkpunten te ventileren. De af te leggen weg van deze stroom zou te lang en de luchtsnelheid te groot worden. Ook zou men dan wel veel maar niet overal verse lucht krijgen (Driessen pag. 45). Om deze nadelen te vermijden verdeelt men de intrekkende stroom in verschillende hoofdstromen en deze weer in deelstromen. [N 95, 212]
II-5
|
24720 |
hoofdwortel |
boomvot:
WBD/WLD
boumvot (Q016p Lutterade)
|
De hoofdwortel van een boom die in het verlengde van de stam ligt en die sterk in de diepte groeit (pen, pin, penwortel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34330 |
hoog varken |
op hoge poten:
(zo'n varken staat) op hoǝg pøǝt (Q016p Lutterade)
|
Varken dat op hoge poten loopt. [N 76, 23; monogr.]
I-12
|