20429 |
huwelijk |
trouw, de -:
den trouw (Q016p Lutterade)
|
huwelijk [SGV (1914)]
III-2-2
|
24049 |
huwelijksafkondigingen |
afroepen (ww.):
aafroape (Q016p Lutterade)
|
De huwelijksafkondigingen, huwelijksgeboden, de "roepen", de "geboden". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24048 |
huwelijksexamen |
trouwexamen:
trouwexame (Q016p Lutterade)
|
Het huwelijksexamen bij de pastoor. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23516 |
huwelijksmis |
bruidsmis:
broedsmes (Q016p Lutterade)
|
De huwelijksmis, bruidsmis [broedsmaes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21216 |
identiteitskaart |
identiteitsbewijs:
indentiteitsbewies (Q016p Lutterade)
|
de gelegaliseerde kaart waaruit iemands identiteit blijkt [identiteitsbewijs, indentie-bewijs, eenzelvigheidsbewijs] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
27660 |
iemand genezen of gezond verklaren |
(iemand) gezond schrijven:
gǝzontj šrīvǝ (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Emma])
|
De bedrijfsarts bepaalde wanneer een mijnwerker weer kon beginnen met werken. De mijnwerker werd dan genezen of gezond verklaard. [N 95, 970]
II-5
|
18865 |
iemand kwaad maken |
valsen:
velsje (Q016p Lutterade)
|
iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
de jas uitvegen:
de jas oetvege (Q016p Lutterade),
de kraag uitvegen:
de kraag oetvege (Q016p Lutterade)
|
iemand iets verwijten, kwalijk nemen en dat met luide stem kenbaar maken [de broek opnestelen, kijven, meegeven, belakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19291 |
iemand prijzen |
prijzen:
prieze (Q016p Lutterade)
|
iemand prijzen og loven voor wat hij gedaan heeft [stuiten, bestuiten, velen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18895 |
iemand weerstaan |
bolwerken:
bolwirke (Q016p Lutterade)
|
het volhouden tegen iemand, iemand niet zijn zin geven [bolwerken, keephouden, het iemand staan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|