18539 |
jachtpak |
jachtkostuum:
jachcostuum (Q016p Lutterade)
|
het jachtcostuum [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
sjekét (Q016p Lutterade)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18560 |
jagersjas |
jagersjas:
jeagesj jas (Q016p Lutterade)
|
groene jas met een plooi in de rug [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18259 |
jak |
jak:
jak (Q016p Lutterade)
|
jak [SGV (1914)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
schalōēs (Q016p Lutterade),
sjloes (Q016p Lutterade)
|
een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)] || jaloersch [SGV (1914)]
III-1-4
|
20548 |
jam |
gelei:
sjleij (Q016p Lutterade)
|
jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19927 |
janken |
janken:
janke (Q016p Lutterade),
WBD/WLD
janke (Q016p Lutterade)
|
Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
21146 |
janplezier |
janplezier:
janplezeer (Q016p Lutterade),
janplǝzēr (Q016p Lutterade)
|
een grote open wagen met dwarsbanken [bankwagen, sjarban, jan-plezier] [N 90 (1982)] || Vierwielig rijtuig met zes tot acht banken voor een groot gezelschap. De koetsier heeft een aparte bok [N 17, 5; N 101, 12; N G, 51]
I-13, III-3-1
|
22435 |
jarig zijn |
verjaardag hebben:
verjoardaag} hubbe (Q016p Lutterade)
|
Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18752 |
jas |
jas:
jas (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Jas die de mijnwerker als bovenkleding draagt. Het "putjasje" dat men in L 417 kent, heeft twee binnenzakken: één voor het eten en één voor de mijnlamp. [N 95, 64; Vwo 139]
II-5
|