id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
23452 | luiportaal | luiportaal: lōēportaol (Lutterade), t loeportoal (Lutterade) | Het luiportaal, vertrek of ruimte onder de toren waar de klokketouwen hangen. [N 96A (1989)] III-3-3 |
17734 | luisteren | luisteren: løstere (Lutterade) | luisteren [SGV (1914)] III-1-1 |
22060 | luizen | luizen: luus (Lutterade) | Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: luizen [N 93 (1983)] III-3-2 |
20566 | lurken | lurken: lurke (Lutterade), schmatzen (d.): sjmatsche (Lutterade), zuiken: zoèke (Lutterade) | lurken; Hoe noemt U: Hoorbaar zuigen aan een pijp (lurken) [N 80 (1980)] || paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)] III-2-3 |
18432 | lusje van de ceintuur | lusje: luske (Lutterade) | Hoe noemt U: een lusje van de ceintuur? [N 62 (1973)] III-1-3 |
20486 | lusten | gaarne hebben: gaer höbbe (Lutterade), lusten: löste (Lutterade), zich ergens voor hangen: zich urges veur hange (Lutterade) | lusten [SGV (1914)] || lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)] III-2-3 |
23871 | maagden in de processie | maagdenkoor: maagdekoar (Lutterade) | De grotere meisjes, de jonge vrouwen die, in het wit gekleed, meelopen in de sacramentsprocessie, terwijl ze elk een palmtak (maagdenpalm) of samen een Mariabeeld dragen (maagden, maagdenkoor). [N 96C (1989)] III-3-3 |
22438 | maandag voor aswoensdag | oudewijversmaandag: auwewieversmaondig (Lutterade), vastelavondmaandag: vastelaovendmaondig (Lutterade) | De naam voor de maandag vóór aswoensdag. [N 88 (1982)] III-3-2 |
23512 | maandstonde | maanddienst: moandjdeens (Lutterade) | Een maandelijkse mis voor een overledene [maandstond?]. [N 96B (1989)] III-3-3 |
17671 | maantje op de nagel | maantje: möenkes (Lutterade) | maantje: Lichter gekleurd gedeelte onderaan de vingernagels (maantje). [N 84 (1981)] III-1-1 |