28891 |
naaimachine |
naaimachine:
nē̜jmǝšin (Q016p Lutterade)
|
Werktuig om machinaal mee te naaien. [N 59, 17a; monogr.]
II-7
|
28888 |
naairing |
naairing:
nē̜reŋk (Q016p Lutterade),
nęǝreŋk (Q016p Lutterade)
|
Kleermakersduimring, ook door vrouwen wel gebruikt bij haken en festonneren. De kleermakersnaairing is, in tegenstelling tot de vingerhoed die de naaisters veel gebruiken, een van boven open vingerbeschermer. De naairing is een hard metalen ring gevoerd met tin of zink en aan de buitenzijde voorzien van kleine of diepe putten tegen het afglijden van de naald (Gerritse, pag. 26; Papenhuyzen III, pag. 8). Men duwt met de naairing de draad door de stof en draagt deze aan de middelste vinger van de rechterhand. De informant van K 361 merkt op dat de naairing aan de duim gedragen wordt. Zie afb. 12. [N 59, 14; N 62, 67a; N 62, 67b; Gi 1.IV, 61; monogr.]
II-7
|
28711 |
naaister |
coupeuse:
kupø̄s (Q016p Lutterade),
naaierse:
nęǝšǝ (Q016p Lutterade),
naaister:
nęǝštǝr (Q016p Lutterade)
|
De algemene benaming voor een vrouw die als beroep heeft het verrichten van naaiwerk en het vervaardigen van kledingstukken. [N 59, 196; N 62, 1b; N 62, 1d; MW; Wi 18; monogr.]
II-7
|
28734 |
naaiwerk |
naaiwerk:
nęǝwɛrk (Q016p Lutterade)
|
Werk dat bestaat uit naaien of dat wat men bezig is te naaien. [N 62, 1e]
II-7
|
18184 |
naakt |
naaks:
naaksch (Q016p Lutterade)
|
naakt [SGV (1914)]
III-1-3
|
26113 |
naald |
naalde:
noǝlj (Q016p Lutterade),
nǭlj (Q016p Lutterade)
|
De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.]
II-7
|
28886 |
naaldenkoker |
naaldenkoker:
nǭljǝkǭkǝr (Q016p Lutterade)
|
Langwerpige koker voor het bewaren van spelden en naalden. Deze koker kan van hout zijn en kan wat krijtpoeder bevatten. Volgens de informant van L 416 worden naalden zo bewaard om naaldenroest tegen te gaan. De informant van Q 111* vermeldt dat men daar talkpoeder gebruikt in plaats van krijtpoeder. [N 59, 13b; N 62, 70; Gi 1.IV, 63; monogr.]
II-7
|
23814 |
naampatroon |
naampatroon:
naampatroan (Q016p Lutterade)
|
Een naampatroon, de heilige naar wie men is genoemd [namenspatroeën]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21941 |
naar beneden duiken |
duiken:
doeke (Q016p Lutterade)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: naar beneden vallen, duiken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23324 |
naar de kerk |
naar de kerk:
noa de kirk (Q016p Lutterade)
|
naar [~ de kerk] [SGV (1914)]
III-3-3
|