28363 |
noodkabel |
nooddraad:
noatdroat (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits]),
noodkabel:
noatkābǝl (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
trekdraad:
trękdroat (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
De trekdraad die over de hele lengte van het transportmiddel loopt en verbonden is met een seinfluit, een seinbel, of een noodschakelaar. In het laatste geval kan men met behulp van deze draad het transportmiddel op ieder moment en op iedere plaats in de pijler stilzetten. Omdat uit de vragen N 95, 484 ("trekdraad"), N 95, 660 ("noodkabel") en N 95, 669 ("nooddraad") niet duidelijk wordt of het de nooddraad van een seinfluit, seinbel, of noodschakelaar betreft, zijn in dit lemma alle antwoorden op de drie vragen bijeengezet. De woordtypen "seinkabel", "bellekabel", "seindraad" en "noodsein" wijzen waarschijnlijk op een signaalinstallatie. Het woordtype "noodschakelaar" (Q 21, Q 33, Q 112a) duidt erop dat men in de desbetreffende mijnen de noodschakelaar en de daarbijbehorende draad als een geheel beschouwde. [N 95, 484; N 95, 660; N 95, 669]
II-5
|
23458 |
noodklok |
noodklok:
de noadklok (Q016p Lutterade),
noadklok (Q016p Lutterade)
|
De noodklok, brandklok, alarmklok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
28364 |
noodschakelaar |
noodschakelaar:
noatšakǝlę̄r (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Schakelaar waarmee men in geval van nood het transportmiddel stil kan zetten. Zie ook het lemma Noodkabel. Volgens een invuller uit Q 121 was op de Domaniale mijn aan de noodschakelaar een lamp aangesloten, waarmee geseind kon worden. [N 95, 483]
II-5
|
28391 |
nootjeskool |
nootjes:
nø̄tjǝs (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Kolensoort waarvan de afmeting varieert van 6 tot 120 mm. [N 95, 467]
II-5
|
21348 |
nors |
bars:
Opm. Duitse sch.
barsch (Q016p Lutterade),
stuurs:
sjtuurs (Q016p Lutterade)
|
norsch (barsch) [SGV (1914)] || onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21122 |
noten afslaan |
rammelen:
WBD/WLD
rammele (Q016p Lutterade)
|
Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
23670 |
noveen |
noveen (<lat.):
ein nooveen (Q016p Lutterade)
|
Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28261 |
nummeren |
nommeren:
nomǝrǝ (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Mijnwagens met krijt voorzien van een nummer of een merkteken om ze op deze wijze te kunnen tellen. [monogr.; N 95, 677; N 95, 682]
II-5
|
18334 |
nylonkous |
kous:
kousen (Q016p Lutterade)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]:
noon (Q016p Lutterade),
ochtend:
mörge (Q016p Lutterade)
|
s morgens) [N 91 (1982)], [SGV (1914)]
III-4-4
|