e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
noodkabel nooddraad: noatdroat (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]), noodkabel: noatkābǝl (Lutterade  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), trekdraad: trękdroat (Lutterade  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) De trekdraad die over de hele lengte van het transportmiddel loopt en verbonden is met een seinfluit, een seinbel, of een noodschakelaar. In het laatste geval kan men met behulp van deze draad het transportmiddel op ieder moment en op iedere plaats in de pijler stilzetten. Omdat uit de vragen N 95, 484 ("trekdraad"), N 95, 660 ("noodkabel") en N 95, 669 ("nooddraad") niet duidelijk wordt of het de nooddraad van een seinfluit, seinbel, of noodschakelaar betreft, zijn in dit lemma alle antwoorden op de drie vragen bijeengezet. De woordtypen "seinkabel", "bellekabel", "seindraad" en "noodsein" wijzen waarschijnlijk op een signaalinstallatie. Het woordtype "noodschakelaar" (Q 21, Q 33, Q 112a) duidt erop dat men in de desbetreffende mijnen de noodschakelaar en de daarbijbehorende draad als een geheel beschouwde. [N 95, 484; N 95, 660; N 95, 669] II-5
noodklok noodklok: de noadklok (Lutterade), noadklok (Lutterade) De noodklok, brandklok, alarmklok. [N 96A (1989)] III-3-3
noodschakelaar noodschakelaar: noatšakǝlę̄r (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) Schakelaar waarmee men in geval van nood het transportmiddel stil kan zetten. Zie ook het lemma Noodkabel. Volgens een invuller uit Q 121 was op de Domaniale mijn aan de noodschakelaar een lamp aangesloten, waarmee geseind kon worden. [N 95, 483] II-5
nootjeskool nootjes: nø̄tjǝs (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) Kolensoort waarvan de afmeting varieert van 6 tot 120 mm. [N 95, 467] II-5
nors bars: Opm. Duitse sch.  barsch (Lutterade), stuurs: sjtuurs (Lutterade) norsch (barsch) [SGV (1914)] || onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)] III-3-1
noten afslaan rammelen: WBD/WLD  rammele (Lutterade) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] III-2-3
noveen noveen (<lat.): ein nooveen (Lutterade) Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)] III-3-3
nummeren nommeren: nomǝrǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Mijnwagens met krijt voorzien van een nummer of een merkteken om ze op deze wijze te kunnen tellen. [monogr.; N 95, 677; N 95, 682] II-5
nylonkous kous: kousen (Lutterade) nylonkousen [N 24 (1964)] III-1-3
ochtend (vanmorgen de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]: noon (Lutterade), ochtend: mörge (Lutterade) s morgens) [N 91 (1982)], [SGV (1914)] III-4-4