23743 |
onze-lieve-vrouweplaat |
onzelievevrouw van altijddurende bijstand:
oos livrouw van altieddoerende biesjtandj (Q016p Lutterade)
|
Een plaat, afbeelding van O.L.V. van Altijddurende Bijstand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23971 |
onzedig |
nut:
nut (Q016p Lutterade)
|
Onzedig, onzedigheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23647 |
onzevader |
onzevader:
ooze vader (Q016p Lutterade),
paternoster:
Pater Noster (Q016p Lutterade)
|
Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23720 |
onzevaderkralen |
onzevader:
ooze vader (Q016p Lutterade)
|
De Onze-Vaderkralen (6 stuks). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
29004 |
onzichtbaar naaien |
blind naaien:
blenjtj nē̜ǝ (Q016p Lutterade)
|
Naaien zonder zichtbare naden. [N 59, 70; N 62, 15c; N 59, 59]
II-7
|
18570 |
onzichtbare sluiting |
blinde sluiting:
ein blinj sjluting (Q016p Lutterade)
|
een jas met onzichtbare sluiting [N 59 (1973)]
III-1-3
|
28387 |
onzuivere kool |
gedeks:
gǝdęks (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Kool met steen gemengd. Het woordtype "brandstenen" werd volgens Lochtman (pag. 184) gebruikt voor een bepaald soort onzuivere steenkolen met een matte schijn. Zij branden wel, maar slecht. [N 95, 525; monogr.]
II-5
|
20557 |
ooft |
ooften:
èuf (Q016p Lutterade),
öfte (Q016p Lutterade)
|
ooft; Hoe noemt U: Appelen of peren, in schijven gedroogd (in de oven) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17592 |
oog |
oog:
aug (Q016p Lutterade)
|
oog [SGV (1914)]
III-1-1
|
28875 |
oog van de naald |
oog:
ǫwx (Q016p Lutterade)
|
De opening van de naald waardoorheen men de draad steekt. [N 59, 11b; Gi 1.IV, 13b; monogr.]
II-7
|