e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paspop paspop: paspop (Lutterade) Pop waarop men gemaakte kleren past. Er zijn verschillende soorten paspoppen, bijv. harnassen van metalen ringetjes die van voren of van achteren kunnen worden gesloten of pasvormen van geprepareerd papier of karton (Morand, pag. 35). Er bestaan echter ook standaard-paspoppen, zowel voor mannen, vrouwen als kinderen. [N 59, 33] II-7
passement galon: galon (Lutterade), tres: trɛs (Lutterade) Sierlint. Boordsel, band of snoer gebruikt tot versiering of omzoming van kledingstukken, meubelzittingen enz. Wat het woordtype galon betreft merken de informanten uit L 265 en L 298a op dat dit sierbandjes zijn met ingeweven figuurtjes of gouddraad erop. [N 62, 58c; N 62, 58b; N 62, 58d; MW] II-7
passen goed passen: good passe (Lutterade), passen: pasǝ (Lutterade), passen wie een klok: ⁄t pas wie ⁄n klok (Lutterade) Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || Hoe zegt U: het kledingstuk zal goed zitten [N 62 (1973)] || nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)] II-7, III-1-3
passiezondag zondag voor pasen: zondig veur poasche (Lutterade) De vijfde zondag van de vasten, de voorlaatste zondag vóór Pasen. [N 96C (1989)] III-3-3
passpiegel passpiegel: pasšpēgǝl (Lutterade) Grote spiegel waarin men zich helemaal kan zien, ten voeten uit. [N 59, 34] II-7
pastinaak pastenaken: WBD/WLD  pastenaak (Lutterade) De pastinaak, de vlezige wortel van de plant met dezelfde naam, die een aromatische smaak heeft (pastenaak, pannenakkerstrung). [N 82 (1981)] I-7
pastoor pastoor (<lat.): pesjtoar (Lutterade) Een pastoor, het geestelijk hoofd van een parochie [pestoeër]. [N 96D (1989)] III-3-3
pastorie pastorie: pas trie (Lutterade), pasterie (Lutterade) Het woonhuis van de pastoor, pastorie. [N 96D (1989)] || pastorie [SGV (1914)] III-3-3
pater pater (lat.): paäter (Lutterade) Een ordegeestelijke, lid van een orde of congregatie, een pater [paâter]. [N 96D (1989)] III-3-3
pater van de heilige geest franse paters: Franse Paatesj (Lutterade) De Paters van de H. Geest [Frânse paaters]. [N 96D (1989)] III-3-3