27348 |
perslucht |
perslocht:
pę̄šlox (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Samengeperste lucht, gebruikt voor de aandrijving van verschillende werktuigen. Volgens Lochtman (pag. 59) kende men twee soorten perslucht: hoge druk (ongeveer 175 atm) werd gebruikt voor de ondergrondse locomotieven en lage druk (ongeveer 6 atm) werd toegepast bij de aandrijving van luchthamers, schudgoten enz. [N 95, 820; monogr.; Vwo 293; Vwo 592; Vwo 593; Vwo 628; Vwo 631]
II-5
|
28216 |
persluchtlamp |
perslucht:
pę̄šlox (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Elektrische lamp die de benodigde elektrische stroom ontvangt uit een aan de lamp bevestigde dynamo die gekoppeld is aan een door perslucht aangedreven turbine. [N 95, 258; monogr.]
II-5
|
28218 |
persluchtturbine |
perslochtturbine:
pę̄šloxtørbin (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De turbine van de persluchtlamp. [N 95, 260]
II-5
|
28900 |
persplank, strijkplank |
persplank:
pē̜šplaŋk (Q016p Lutterade)
|
Plank waarop men vorm in de stof of kleren perst. Men kent een grote en kleine persplank. In dit lemma duiden de benamingen op een model grote persplank: meestal ongeveer 50 cm breed en 1 m lang en daarbij 3 à 4 cm dik (Papenhuyzen III, pag. 7). De informant van Q 20 vermeldt dat de persplank een losse plank is om op de kleermakerstafel te leggen. De informant van L 416 merkt op dat de persplank voor grote stukken wordt gebruikt. [N 59, 19a; N 59, 18; N 59, 20; monogr.]
II-7
|
28919 |
persspons |
spons:
špons (Q016p Lutterade)
|
Een spons, lap of een opgerolde prop van stof of anderszins waarmee men de stof bij het persen bevochtigt. De informant van L 330 gebruikte in plaats van een spons een sopper. Dit was een aan één zijde tot handvat bij elkaar geregen linnen perslap. De andere kant van de perslap ø̄sopteø̄ men dan in het water. De informant van L 271 gebruikte een pinsel en lijkt het daarbij over hetzelfde te hebben. Het wordt omschreven als een lap stof van 15x30 cm die tot de helft werd ingeknipt en in stroken van 7 cm werd opgerold en vastgehecht tot handvat. [N 59, 27]
II-7
|
28899 |
perstafel, strijktafel |
strijktafel:
štriktǭfǝl (Q016p Lutterade)
|
De tafel waarop men strijkt. Men gebruikt de perstafel om de grotere delen als pantalon of overjas op te persen. De perstafel moet gemaakt zijn van een houtsoort die niet splintert, trekt of scheurt. Houtsoorten die erg slecht vocht opnemen, zijn als perstafel ook ongeschikt (Gerritse, pag. 34). De informanten van L 330 en Q 32 strijken ook kragen op de perstafel, omdat zij daar geen apart kragenblok hebben. Zie ook het lemma ɛkragenblokɛ.' [N 59, 18; N 59, 19a; N 59, 19e; monogr.]
II-7
|
33566 |
perzik |
pche (fr.):
pees (Q016p Lutterade)
|
perzik [SGV (1914)]
I-7
|
19139 |
pesterij |
temptatie:
temptaasje (Q016p Lutterade)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18281 |
pet: algemeen |
pats:
patsch (Q016p Lutterade)
|
pet [SGV (1914)]
III-1-3
|
20410 |
petekind |
patekind:
patekindj (Q016p Lutterade),
peetdochter:
peatdochter (Q016p Lutterade),
peetzoon:
peatzoon (Q016p Lutterade)
|
een peetdochter [N 96D (1989)] || een peetzoon [N 96D (1989)] || een petekind [patekink] [N 96D (1989)]
III-2-2
|