23984 |
biechttijd |
tijd om te biechten:
tied om te bichte (Q016p Lutterade)
|
Biechttijd(en), gelegenheid tot biechten. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23985 |
biechtvader |
biechtvader:
bichvader (Q016p Lutterade)
|
De biechtvader [biechvadder]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21270 |
bieden |
bieden:
bee e (Q016p Lutterade)
|
bieden [SGV (1914)]
III-3-1
|
22639 |
bieden (kaartspel) |
bieden:
beeje (Q016p Lutterade)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20830 |
bier |
bier:
beer (Q016p Lutterade)
|
bier [SGV (1914)]
III-2-3
|
20640 |
bierpap |
bierslemp:
wit beer
beersjlemp (Q016p Lutterade)
|
brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33244 |
bietenplantjes uitdunnen |
dunnen:
dønǝ (Q016p Lutterade),
uitdunnen:
ūt˱dønǝ (Q016p Lutterade)
|
Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2]
I-5
|
30967 |
biezen |
biezen:
bizǝ (Q016p Lutterade)
|
Fijne lijntjes die als versiering op het hele rijtuig zijn aangebracht. [N 101, 21]
I-13
|
34358 |
biggen overzetten |
overzetten:
ø̄vǝrzɛtǝ (Q016p Lutterade)
|
Biggen van de ene zeug bij die van een andere zetten. [N 76, 48]
I-12
|
34355 |
biggen spenen |
spenen:
špē̜nǝ (Q016p Lutterade)
|
Biggen van de zeug afzetten. [N 76, 43; N 19, 16; N 19, 15 add.]
I-12
|