17742 |
proeven |
keuren:
kaore (Q016p Lutterade),
proeven:
preuve (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade,
Q016p Lutterade)
|
proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
23930 |
profeet |
profeet:
profeat (Q016p Lutterade)
|
Een profeet [profieët]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
profiteere (Q016p Lutterade)
|
een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27588 |
promotie maken |
bevorderd werden:
bǝvø̜rdǝrt wē̜rǝ (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
In rang bevorderd worden of meer loon krijgen. [N 95, 1003]
II-5
|
18221 |
pronken |
opgedoft:
opgedof wie ene sjelleboum (Q016p Lutterade),
pronken:
pronke (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade)
|
in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || prijken [SGV (1914)] || pronken [SGV (1914)]
III-1-3
|
20506 |
proosten |
aanstoten:
aansjtoate (Q016p Lutterade)
|
proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21698 |
prop |
knauw:
knoa (Q016p Lutterade)
|
een bal van samendrukbaar materiaal, bijv. papier [dompel, bol, prop] [N 91 (1982)]
III-3-1
|
22310 |
proppenschieter |
klambus:
klambös (Q016p Lutterade)
|
Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
20456 |
prostituée |
hoer:
hoor (Q016p Lutterade)
|
prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19676 |
provisiekast, etenskast |
schap:
schaap (Q016p Lutterade)
|
schaprade [SGV (1914)]
III-2-1
|