18314 |
rok als bovenkledingstuk |
bovenrok:
baoverok (Q016p Lutterade)
|
rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18284 |
rok: algemeen |
onderrok:
óngerrok (Q016p Lutterade),
rok:
rok (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade,
Q016p Lutterade)
|
Hoe noemt U in het algemeen een rok? [N 62 (1973)] || rok [SGV (1914)] || vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
29077 |
roksplit |
split:
šplet (Q016p Lutterade)
|
Split in de rok. [N 62, 41a]
II-7
|
18426 |
roksplit [wld ii.7, p.87] |
split:
sjplit (Q016p Lutterade)
|
Hoe noemt U: een split in de rok [N 62 (1973)]
III-1-3
|
22443 |
rommelpot |
foekepot:
foekepot (Q016p Lutterade)
|
De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
27918 |
rondhout van een platte kant voorzien |
aanplatten:
ānplatǝ (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Emma])
|
Een rondhout geheel of gedeeltelijk van een platte zijde voorzien. Volgens de invuller uit Q 33 werd dit werk op de mijn Emma vooraf in de zagerij gedaan. [N 95, 308; monogr.]
II-5
|
23851 |
rondtrekken van de processie |
trekken:
trekke (Q016p Lutterade)
|
Het rondtrekken van de processie [brónke]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18048 |
roof(je) (korst op een wonde) |
roof(je):
roaf (Q016p Lutterade)
|
roof, korst [SGV (1914)]
III-1-2
|
28081 |
roofbeitel |
roofbeitel:
rǫwfbęjtǝl (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Beitel die op de luchthamer kan worden bevestigd en waarmee houten ondersteuningen in het ontkoolde pand worden doorgestoken. Bij het roven worden beitels van verschillende lengtes gebruikt waardoor de mijnwerker vanaf een veilige plaats kan werken. De invuller uit Q 15 merkt bij de opgave "snoeibeitel" op dat de roofploeg over dit speciale stuk gereedschap kon beschikken. De "snoeibeitel" was anderhalf tot twee meter lang en had een plat snijvlak van ongeveer vijf centimeter breed. De zegsman uit Q 21 kent twee soorten beitels: de ijzerbeitel, die een lengte van 50 centimeter heeft, en de houtbeitel die maximaal 1 meter lang is. De "rossignolbeitel" uit L 422 is een speciale beitel waarmee bouten gebroken of platen gesneden konden worden. [N 95, 588; N 95, 760 add.; N 95A, 7 add.; monogr.]
II-5
|
27608 |
roofdienst |
roofdienst:
rǫwfdēns (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
In Nederland de dienst, in Belgiē de post die de ondersteuningen uit het ontgonnen pand verwijdert. Op de Domaniale mijn gebeurde het roven tijdens de nachtdienst omdat er dan weinig mensen in de mijn aanwezig waren en er in de pijler geen kolen gewonnen werden (Lochtman pag. 84). [N 95, 570; monogr.; Vwo 270; Vwo 330; Vwo 668]
II-5
|