29017 |
ruche |
ruchetje:
røškǝ (Q016p Lutterade)
|
Geplooid (kanten) oplegsel aan dameskleren of een geplooide gerimpelde of klokkend geknipte reep stof. Er zijn twee soorten ruches, rechte en ronde, die verschillend worden geknipt. Zie afb. 47. [N 62, 42a; MW; monogr.]
II-7
|
17767 |
rug |
rug:
rök (Q016p Lutterade)
|
rug [SGV (1914)]
III-1-1
|
19404 |
rug van het lemmer |
botte kant:
botte kantj (Q016p Lutterade)
|
De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
29078 |
rugband |
rugband:
røqbanjtj (Q016p Lutterade)
|
De band achter in de (driedelige) rug van een colbert. Vergelijk de lemmata ɛplatstukɛ en ɛjukstukɛ.' [N 59, 92]
II-7
|
28933 |
rughoogte |
hoogte van de rug:
hø̄ǝxtǝ van dǝ røk (Q016p Lutterade)
|
De eerste dames- en herenmaat; van de bovenste halswervel resp. de onderste halswervel tot de horizontale lijn, die de zuivere hoogte aangeeft van de armsgatdiepte. Zie afb. 24. [N 59, 46]
II-7
|
29074 |
rugvoeringplooi |
rugplooi:
røqplǭ (Q016p Lutterade)
|
Plooi in de voering in de middenrugnaad. [N 59, 119]
II-7
|
21936 |
ruien |
ruizelen:
ruuzele (Q016p Lutterade),
ruuzelen (Q016p Lutterade)
|
Hoe heet het volledig vernieuwen van het vederkleed? [N 93 (1983)] || veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)]
III-3-2, III-4-1
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
Tans, J.G.H., Isoglossen rond Maastricht in de dialecten van Belgisch en Nederlandsch Zuid-Limburg. Maastricht, uitg. Van Aelst, 1938. 246 pp.
y, y: (Q016p Lutterade)
|
ruiken
III-1-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
tuisen:
toesje (Q016p Lutterade)
|
Het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33750 |
ruin |
ruin:
run (Q016p Lutterade)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|